In afwachting van een stormachtige avond
‘Wij moeten elkander allemaal helpen’, zei de inktvis, ‘want anders komt er niets van terecht’. En toen ontvouwde hij zijn plannen op bedachtzame toon. Die kwamen hierop neer, dat een paar inktvissen hun armen om Stalma zouden slaan en al hun andere armen om een paar sterke haaien. Die sterke haaien moesten dan, zo hard zij maar konden, naar de Kraalbocht zwemmen, en zo de inktvissen meetrekken, die op hun beurt Stalma meetrokken. De inktvissen zouden dan tegelijkertijd zo hard zij konden inkt spuiten, zodat Stalma in een wolk van het zwarte vocht zou komen te zwemmen, waarbij men dan grote kans zou hebben, dat haar licht onzichtbaar zou worden. Iedereen complimenteerde de inktvis ten zeerste met dit schrandere plan en men wilde direct aan het werk gaan.
Nu deden zich echter weer andere moeilijkheden voor, want men kon maar niet op een willekeurige dag met stil weer met zijn allen de baai binnenzwemmen en Stalma gaan stelen. Het bezwaar van de roofdieren tegen Stalma's aanwezigheid was immers altijd geweest, dat zij niets meer konden doen, of iedereen zag het. Er moest dus een stormachtige avond worden af gewacht, waarop niemand in een bootje op de baai was en ook niet veel gasten naar de lichte baai zouden kijken op de terrassen. Het duurde nog wel even, voor een dergelijke avond aanbrak en er werden opnieuw een paar afgezanten naar Kraalbocht afgezonden, om de oude Grommeldor uit te leggen, waarom het zo lang duurde, maar hoe 'n slim plan wel verzonnen was om de wondervis naar Kraalbocht te transporteren.