Er is een land waar vrouwen willen wonen
(1984)–Joke Kool-Smit– Auteursrechtelijk beschermdteksten 1967-1981
[pagina 233]
| |
Vrouwenbeweging en vakbeweging - pleidooi voor een nieuwe aanpakGa naar voetnoot*Voor ik lid was van het nvvGa naar voetnoot** had ik al een paar keer contact gehad met het Vrouwensecretariaat, dat toen nog bestond uit Nel Tegelaar en Tiny Veenstra. Omdat ik respect had voor de inzet waarmee zij werkten was ik gevoelig voor hun argumenten: het nvv spande zich in voor vrouwen, wanneer je méér wilde op dat terrein moest je je aansluiten. Ik meldde mij dus aan en in mijn geval werd het de abva. De eerste envelop die arriveerde maakte ik nieuwsgierig open. Aanvankelijk knikte ik instemmend: een visie op de maatschappij die mij aansprak, extra aandacht voor groepen die in het verdomhoekje zitten zoals werkende jongeren. Prima, dacht ik, zo meteen komen de vrouwen. Maar nee, het enige wat daarvoor in de folder te lezen stond was dat de bond ze een cadeau in geld gaf als ze in het huwelijksbootje stapten. Het was of ik een dreun op mijn hoofd kreeg. Daar had je de rolverdeling weer ten voeten uit: mannen zijn het soort mensen waarvoor gebokst moet worden; vrouwen geef je een attentie als ze hun ‘bestemming’ hebben bereikt. De lust was groot mijn lidmaatschap onmiddellijk weer op te zeggen. Maar ik besloot niet bij de pakken neer te zitten. Dus stapte ik naar een districtsbestuurder met een hele lijst van punten: kon de abva daarop geen actie ondernemen? Helaas, ik kreeg nul op het rekest, alleen bij het woord ‘weduwnaarspensioen’ veerde hij even op. Voor de rest was bij de overheid alles prima geregeld: mannen en vrouwen werden immers gelijk betaald? Alle andere zaken die de positie van de | |
[pagina 234]
| |
vrouw in het arbeidsproces bemoeilijkten lagen buiten het werkterrein van het nvv, die moesten beide echtelieden maar sámen oplossen, en voor de rest moest je aankloppen bij politieke partijen. Omdat ik in die tijd raadslid was probeerde ik het vervolgens bij personeelsfunctionarissen van de gemeente. Daar kreeg ik dezelfde reactie. Het was allemaal misschien wel waar wat ik zei: maar bij de overheid hadden vrouwen alle kansen en als ze in de lagere functies geconcentreerd bleven dan wilden ze blijkbaar niet anders. Trouwens, ooit was er een vrouwelijk diensthoofd geweest. Daarna leek het beter te gaan. Ik toog naar een nvv-bijeenkomst, waar ik een paar moties indiende over de positie van de vrouw. De zaal leverde de klassieke aanblik: lange rijen mannen, twee verdwaalde vrouwen plus een notuliste die zwijgend opschreef wat iedereen te berde bracht. Niettemin werden de moties met hartelijk applaus aangenomen en er was maar één man die op weg naar de eetzaal mompelde, dat vrouwen niet zoveel praatjes moesten hebben. Maar toen we achter de koffie zaten vroegen verschillende mannen oprecht verbaasd: ‘Heb je nou werkelijk ooit iets van discriminatie gemerkt?’ Het verhaal dat ik toen vertelde was afkomstig van weer een andere nvv-bijeenkomst. Aan een mannelijk bestuurder werd daar gevraagd: als u de keus hebt tussen een vrouw en een man die allebei even goed zijn, wie zou u dan nemen? ‘De man,’ zei hij na lang nadenken, ‘anders krijg ik moeilijkheden met het personeel.’ Ik heb deze belevenissen opgeschreven omdat ze duidelijk laten zien welke afweermechanismen in werking treden als het onderwerp vrouwen ter tafel komt. Men loopt met oogkleppen, men schuift af, of de linkerhand weet niet wat de rechter doet. Oogkleppen. Mensen hebben zo vaak gehoord dat de dingen goed geregeld zijn - op een paar kleinigheden na uiteraard - dat ze zich niet meer kunnen voorstellen dat het in werkelijkheid anders zou zijn: juridisch is vrijwel alles toch in orde, bij de overheid bestaat geen discriminatie. Afschuiven. Je hebt misschien wel gelijk, zegt men, maar het ligt niet op ónze weg daar iets aan te doen: dat is een zaak voor beide echtelieden samen; als vrouwen niet doorstromen | |
[pagina 235]
| |
naar hogere functies dan willen ze blijkbaar niet; daarvoor moet je bij politieke partijen wezen. Slachtoffers stuurt men van het kastje naar de muur, onder het mompelen van de toverspreuk ‘mentaliteitsverandering’ - als díe er eenmaal is komt alles wel in orde. Linkerhand-rechterhand. In theorie is men voor verandering, maar als de werkelijkheid in het vizier komt gaat men door op de oude voet: geen vrouw benoemen als je denkt dat je daardoor moeilijkheden krijgt, geen gelijke beloning voor Optilon-vrouwen als het consequenties heeft voor de rest van de cao.
Door deze afweermechanismen zijn vrouwen die zich niet houden aan het klassieke patroon - de getrouwde vrouw blijft thuis - onderworpen aan een dubbele moraal: zij mogen wel meedoen aan het arbeidsproces, maar de gevolgen zijn voor eigen rekening. De samenleving ‘neemt’ wel, maar ‘geeft’ niet; zíj mogen helpen de lasten van de anderen te verlichten, maar met hun lasten houdt niemand rekening. Een paar voorbeelden: Ons belastingstelsel is zo ingericht dat de gehuwde man een hoge belastingvrije voet heeft en de gehuwde vrouw een lage: een verkapte vorm van ongelijke betaling. Als je ervan uitgaat dat inkomens genivelleerd moeten worden zou het precies andersom moeten zijn, want de meeste vrouwen verdienen veel minder dan hun man. Nu weet ik ook wel waarom die regel bestaat: de meeste mannen hebben een echtgenote die niet verdient, dus worden wetten en regels afgestemd op de maatschappelijke realiteit. Maar die realiteit wordt niet met regelingen te lijf gegaan om de zaken voor vrouwen eerlijker te maken: schooltijden en werktijden zijn nog altijd niet gelijkgetrokken; kinderen hebben veel meer vakantie dan hun ouders, doeltreffende kinderopvangregelingen zijn in de verste verte nog niet te bekennen. Van maatschappelijke dienstverlening in de avonduren is evenmin sprake; onlangs werd in Amsterdam zelfs de koopavond opgeheven.Ga naar voetnoot* Daardoor worden vrouwen in de positie gedrukt van lastige werkneemsters, die altijd weer om gunsten moeten vragen. | |
[pagina 236]
| |
Er is nog een vierde mechanisme: vergaderende mannen plegen te vergeten dat er ook nog vrouwen zijn. Iedere vrouw die in mannencommissies meedraait kan daarover aardige anecdotes vertellen. Maar aangezien de meeste mensen daar niet bij zijn neem ik een controleerbaar voorbeeld uit de krant. Onlangs viel daar te lezen dat wij een volksverzekering krijgen voor arbeidsongeschikten. ‘Dit wordt eindelijk een wet die geldt voor àlle Nederlanders,’ meldde de staatssecretaris met ontroering in zijn stem. Maar wat blijkt? Gehuwde vrouwen vallen daar niet onder, die horen blijkbaar niet bij het Nederlandse volk. Dit voorbeeld laat zien dat niet alleen gehuwde vrouwen mèt een baan in feite buitenspel staan, maar ook getrouwde vrouwen zónder: met hun arbeid binnen het gezin wordt geen rekening gehouden. Wat men bij het nvv - en elders - nog altijd niet gezien heeft, is dat de positie van vrouwen definitief veranderd is: door de overbevolking kan het moederschap niet langer een levensvullende bezigheid zijn; door de ontwikkeling van redelijke anti-conceptiemiddelen hoeft dat ook niet meer. Dat is een nieuw gegeven waar de samenleving zich op moet instellen. Er moeten dus ingrijpende structurele veranderingen komen: wanneer het aan de ene kant nodig is de economische groei af te remmen en wanneer aan de andere kant een nieuwe groep bij het economisch leven betrokken wil worden, is het enige wat erop zit dat de beschikbare hoeveelheid betaalde arbeid anders wordt verdeeld. Anders gezegd: willen we de geregistreerde of verborgen werkloosheid bestrijden, dan moeten degenen die in het arbeidsproces zijn opgenomen een veer laten en korter werken, opdat anderen ook mee kunnen doen. En wanneer dat in de richting van het emancipatiestreven wordt uitgewerkt kan het een hefboom zijn naar een andere taakverdeling tussen vrouwen en mannen: als de arbeidsdag wordt ingekort krijgen vaders meer tijd om zich met huishoudelijke en gezinsactiviteiten bezig te houden.
Onrecht is altijd een moreel probleem; een maatschappelijk probleem wordt het pas als er protesten rijzen. Hoe ver we ook in de geschiedenis teruggaan, vrouwen zijn altijd een ach- | |
[pagina 237]
| |
tergestelde groep geweest. Nu waren er altijd wel losse individuen die daartegen bezwaar maakten, maar na een eerste protestgolf, die begon aan het eind van de negentiende eeuw en beperkte resultaten boekte, is het lange tijd stil geweest; men dacht dat verder alles vanzelf wel in orde zou komen. Pas de laatste jaren is een nieuwe groep vrouwen opgestaan die de gelijke-kansenideologie van onze samenleving ook voor vrouwen in praktijk wil brengen. De vraag is nu: kunnen die vrouwen iets binnen het nvv? Ik vrees van niet. Want zoals de zaken nu zijn ingericht blijven de mannen daar de dienst uitmaken. Dat heeft drie gevolgen: - Zodra er beslissingen moeten worden genomen worden vrouwenbelangen opgeofferd aan ‘algemene’ belangen. - Over de positie van de vrouw worden alleen vaagheden gedebiteerd waarop mensen uitgekeken raken: dat hebben we al zo vaak gehoord, kun je ons niet wat nieuws vertellen. - Vrouwen die het anders willen gaan zich gefrustreerd voelen en denken: van het nvv hoeven we óók niets te verwachten.
De slagzin ‘Vrouwen, wordt lid van het nvv, dan kun je iets bij ons, dan doen we iets voor jullie’ is op 't ogenblik een loze kreet. Dat ligt aan de organisatiestructuur. Het nvv is een organisatie met een getrapte democratie. Besluiten van een lager orgaan moeten ingebracht worden in een hoger orgaan, waardoor dingen pas aandacht krijgen als veel mensen dezelfde prioriteiten hebben. Bovendien is het nvv een soort federatie van bonden die allemaal nogal zelfstandig opereren. Daardoor heeft het eenvoudige lid aan de basis geen notie van wat zich afspeelt in overkoepelende regionen. Voor vrouwen is dat een ramp, want in ‘hogerhand’ zijn de vrouwen schaars. Concreet gezegd: een vrouw die binnen het nvv aan seksegelijkheid wil werken staat voor een onmogelijke opgave, want ze moet zich opsplitsen in vele personen. Ze zou actief moeten zijn binnen vakgroep, afdeling, afdelingsbestuur, ledenraad, hoofdbestuur, verbondsraad, nvv-werkgroepen, overlegorganen waarin het nvv vertegenwoordigd is en ga zo maar door. Dat betekent zes volledige banen naast haar gewone werk. | |
[pagina 238]
| |
Binnen het huidige organisatiemodel kan een nvv-vrouw dus weinig beginnen, maar dat is niet het enige probleem. Het andere is dat er binnen het nvv geen verzamelpunt bestaat van waaruit zij gericht kunnen werken. Er is geen groep die initiatieven bundelt, plannen opstelt, verlanglijstjes uitwerkt tot beleid, vrouwen beschikbaar heeft om in alle bovengenoemde lichamen zitting te nemen en daar vrouwenzaken aanhangig te maken. Er is geen centraal kaartsysteem van vrouwelijke leden, de vrouwen van de abva weten niet wat hun medevrouwen bij MercuriusGa naar voetnoot* kunnen en doen. Mijn voorstel is daarom: richt de zaken anders in. Zet het zo op dat vrouwen niet alleen lid zijn van de bond waar ze door hun werk bij horen, maar maak óók binnen het nvv een vrouwenorganisatie, bediend door een stevig secretariaat. Maar dat bestaat toch al, zegt u nu misschien. Jazeker, en ik heb bewondering voor wat daar wordt gedaan. Maar ik vind het wel een aanfluiting dat binnen een enorme organisatie als het nvv de belangen van een groep die maatschappelijk klem zit behartigd moeten worden door tweeëneenhalf persoon. Want het resultaat van die onderbezetting is dat er een kloof ontstaat: terwijl op andere terreinen deugdelijk werk wordt afgeleverd, wordt op dit terrein alleen te hooi en te gras iets gedaan. Laat ik maar weer eens een voorbeeld geven. Het geval wil dat ik lid ben van een commissie waarin ook de vakbeweging vertegenwoordigd is; meestal zit er een vier mannen sterke delegatie. Wát daar ook ter tafel komt, de zaken zijn grondig voorbereid; herhaaldelijk gebeurt het dat over één zin een half uur wordt gevochten. Vergelrjk daarmee nu eens de wijze waarop de Kamerbehandeling van zoiets belangrijks als de Wet Gelijk Loon voor Vrouwen en Mannen werd voorbereid: toen het wetsontwerp gepubliceerd was stonden in de krant instemmende artikelen; vijfentwintig jaar na de ondertekening van het Verdrag van RomeGa naar voetnoot** zouden de zaken dan eindelijk geregeld worden. Niemand nam de moeite het ontwerp eens goed op zijn merites te bekijken. En dat | |
[pagina 239]
| |
terwijl het een juridisch slecht doortimmerd ontwerp was, zonder goede garanties, zonder sancties, zonder verplichte voorlichting, dat alle initiatieven verwacht van de zwakste groep: de onderbetaalde vrouwen. Wie de Kamerhandelingen erop naleestGa naar voetnoot* ontdekt dat achter de regeringstafel een partijtje paniekvoetbal werd gespeeld: een minister die verklaart niet te weten hoe deze materie in het buitenland is aangepakt, waardoor de wet en de uitvoering daarvan alle gebreken vertonen die elders allang zijn weggewerkt. Van dit soort voorbeelden zou een hele collectie te maken zijn. De ‘normale’ regel is: als het om ‘algemene’ zaken gaat komt men goed beslagen ten ijs, als het om vrouwenzaken gaat denkt men met flodderwerk te kunnen volstaan.
Vrouwen hebben er recht op dat hun belangen doeltreffend worden behartigd. Daarom herhaal ik: geef vrouwen uit alle bonden gelegenheid zich als groep te organiseren en bezorg ze een secretariaat van minstens vijftien mensen. Terwijl ik dit schrijf zie ik de verontwaardigde gezichten al. De officiële opvatting is immers: wij beschouwen vrouwen als gelijken; binnen het nvv strijden vrouwen en mannen zij aan zij. Mijn antwoord is: als je een goed doel wilt bereiken moet je soms een omweg maken. Anders gezegd: wil je het ‘zij aan zij’ en de ‘voet van gelijkheid’, dan moet je eerst een situatie scheppen waarin dat kan. Een vrouwenorganisatie binnen de vakbeweging. Zou dat een nieuwigheid zijn? Nee, elders is men ook gaan inzien dat zoiets nodig was: in de Verenigde Staten werd enige tijd geleden de coalitie van vakbondsvrouwen opgericht, die in maart 1974 haar eerste congres hield. Eenendertighonderd afgevaardigden uit achtenvijftig bonden waren daarbij aanwezig. Trouwens, ook dichter bij huis zijn aanknopingspunten te vinden. Het nvv heeft wel een stevig jongerensecretariaat. | |
[pagina 240]
| |
Het resultaat is dat werkende jongeren binnen het nvv (en elders) zelfbewuster zijn geworden en met de vuist op tafel durven slaan als met hun belangen wordt gesold, dat concrete plannen worden uitgewerkt om hun positie te verbeteren. Een ander aanknopingspunt vinden we bij de PvdA. Daar bestaat een Vrouwencontact dat de laatste jaren veel meer doet dan hulpkrachten leveren voor de partij. En sinds de Rooie Vrouwen emancipatieacties voeren is de belangstelling van vrouwen voor de PvdA toegenomen. Daarmee is meteen het bezwaar ontzenuwd dat een aparte organisatie zo duur zou zijn: wanneer vrouwen merken dat je binnen het nvv wel degelijk iets kunt, wordt het zinvol nvv-lid te zijn. Dan hoeft de getrapte democratie, die onvermijdelijk is bij zo'n groot lichaam, geen beletsel te zijn om ideeën door te laten stromen naar boven. Want iedereen weet dan dat je een boodschap mee kunt geven aan vrouwen die zitting hebben in hogere regionen.
Wat zou zo'n vrouwenorganisatie kunnen doen? 1 Vormingswerk opzetten voor vrouwen, door vrouwen bedreven, met als doel: bewustwording van de eigen situatie, aankweken van zelfvertrouwen en weerbaarheid. (De meeste vrouwen zijn immers in het maatschappelijk leven nogal schichtig.) Binnen de emancipatiebeweging en het ‘gewone’ vormingswerk is men daarmee al begonnen: de zogenaamde praatgroepen schieten als paddestoelen uit de grond, op allerlei plaatsen worden ‘drempelcursussen’ en ‘oefengroepen’ opgezet. 2 Een actieprogramma opstellen en dat inpassen in de algemene beleidsvisies van het nvv. 3 Werkgroepen moeten die plannen uitwerken. Want een verlanglijst opstellen alleen is niet genoeg; je moet ook uitdenken hoe dingen in het vat gegoten kunnen worden. 4 Een talentenregister aanleggen van vrouwelijke nvv-leden; daaruit putten voor organen en commissies. 5 Dwarsverbindingen maken tussen vrouwen uit verschillende bonden. 6 Verbindingslijnen trekken naar de Vrouwenbond van het nvv. Wat men dáár onderneemt is voor het gemiddelde nvv-lid helemaal onduidelijk. | |
[pagina 241]
| |
7 Een krantje uitgeven dat vrouwen op de hoogte houdt. Welke vormingsmogelijkheden zijn er; wat doen ‘ze’ in Groningen of Arnhem; wat bereiken nvv-vertegenwoordigsters in overlegorganen; bij wie moet je zijn als je in je eigen omgeving actie zou willen voeren. 8 Vormingswerk opzetten voor het mannelijk nvv-kader, dat vaak nog langs de oude lijnen voelt en denkt. 9 Een vergader- en omgangsstijl ontwikkelen die niet een kopie is van de mannenmethoden. Ook daarmee wordt in de emancipatiebeweging en het vormingswerk druk geëxperimenteerd.
Gesteld dat men voor mijn ideeën zou voelen - en ik hoop dat daarover een discussie komt - dan zal het nog wel even duren voordat een deugdelijke vrouwenorganisatie er is. Daarom eindig ik met twee praktische voorstellen waar de abva onmiddellijk mee zou kunnen beginnen. 1 Maak een werkgroep die de kwestie van de ongelijke schooltijden en schoolvakanties eens gaat uitspitten. Zoals die nu geregeld zijn vormen ze voor ouders (in de praktijk moeders) een enorme en nodeloze last. Bij de abva zit genoeg ambtelijke deskundigheid, juridische know-how en kennis van verzuilingsproblemen om daarvoor concrete oplossingen te bedenken. 2 Maak een werkgroep die voorstellen formuleert om de vrouw binnen het overheidsapparaat betere kansen te geven. Weinig vrouwen stromen door naar hogere functies, ga na welke knelpunten er zitten bij aanstellings- en promotiebeleid, hoe je een voorkeursbehandeling gestalte zou kunnen geven. Tenslotte is de overheid Nederlands grootste werkgever, en wanneer daar modellen ontwikkeld worden, kunnen die op den duur ook in het bedrijfsleven worden gebruikt. In de Verenigde Staten bestaat zo langzamerhand een schat aan materiaal, die als basis voor een goede aanpak zou kunnen dienen. Tot nog toe ben ik een wat halfhartig nvv-lid geweest, en vele vrouwen met mij. Ik hoop dat wij binnenkort toegewijde pleitbezorgers van de vakbeweging kunnen worden. |
|