Er is een land waar vrouwen willen wonen
(1984)–Joke Kool-Smit– Auteursrechtelijk beschermdteksten 1967-1981
[pagina 229]
| |
Gemengd emanciperen: kan dat?Ga naar voetnoot*‘Wanneer je als vrouw maar goed je best doet, lukt het je wel in de maatschappij.’ Onlangs was ik op een vergadering waar die uitspraak weer eens bevestigd leek te worden. Het was een bijeenkomst over onderwijs aan volwassenen, een zaak die alle aanwezigen na aan het hart lag. In het gezelschap bevonden zich drie vrouwen: de notuliste, die zoals gebruikelijk geen mond opendeed, een vrouw die ik niet kende en ikzelf. Op het zwijgen van de notuliste na leek alles in orde te zijn: ons commentaar werd met aandacht beluisterd. Wij hadden zelfs gelegenheid voor vrouwen te pleiten en allerwege werd instemmend geknikt. Zeker, vrouwen waren achtergesteld; zeker, bij het uitstippelen van een nieuw beleid moesten vrouwen worden betrokken. Kortom, een verlichte vergadering: niemand durfde meer te stellen dat de meeste vrouwen het toch niet anders wilden. Het zag er naar uit dat wij aan het maatschappelijk spel als volwaardige wezens mochten meedoen. Maar na afloop, toen er iets bezichtigd moest worden en het sociale gekeuvel losbrak, ging het weer mis. De ene man na de andere maakte zich meester van mijn aandacht. De eerste legde mij omstandig uit hoe het overdag toeging op de Amerikaanse tv, nummer twee stortte zijn personeelsproblemen over mij uit, nummer drie beschikte door zijn levenservaring over de ware aanpak van de werkende jongeren, nummer vier was gefascineerd door een nieuw video-technisch apparaat, ‘de uitvinding van deze eeuw,’ zei hij. Alles wat ik kon doen was aan mijn sapje nippen en een vermoeid gezicht zetten, dat overigens door geen der praters werd opgemerkt. Met veel moeite scheurde ik mij los en stapte naar de mij onbekende vrouw. Het was een verademing, wij hadden iets uit te wisselen. | |
[pagina 230]
| |
MannencomplimentenOp weg naar huis moest ik denken aan de argeloze opmerking van een vriend: ‘Ik praat veel liever met vróuwen,’ zei hij, ‘kerels beginnen altijd over hun eigen dingen te zeuren.’ Vervolgens kwamen twee citaten uit Carmiggelt bovendrijven: ‘Echte vrouwen (...) kunnen zo goed luisteren.’ En: ‘Als er geen vrouwen bestonden, waar zouden mannen dan met hun sores naar toe moeten?’ En tenslotte herinnerde ik mij de feestjes van vroeger, wanneer je opgetogen of verontwaardigd vertelde wat je bezighield. De man met wie je praatte kreeg een wat verre blik in zijn ogen en dan sprak hij: ‘Je bent zó lief als je in vuur en vlam raakt,’ of woorden van gelijke strekking. Wèg enthousiasme, alleen snapte ik destijds niet waarom. Je hoorde immers blij te zijn als je een compliment kreeg van een màn. Thuisgekomen begreep ik weer waarom er feministen zijn die zeggen: dank je, we doen het liever alleen. Als we onder elkaar zijn kunnen we tenminste ademhalen. Als we het zonder mannen doen hebben we tenminste de ruimte om onze eigen gedachten te formuleren. Feministen hebben het met veel van hun mannelijke medestanders moeilijk. Want mannnen hebben van jongsafaan geleerd zichzelf als norm te nemen. Dus vinden zij, bewust of onbewust: emancipatie is best, mits wij daaraan onze zegen kunnen geven. En dat is nu precies wat feministen niet meer willen. | |
MannenvoorwaardenZo zijn er mannen die voorstander zijn van emancipatie, op voorwaarde dat alles bij het oude blijft. Vrouwen mogen best buitenshuis werken (a) als de kinderen groter zijn, (b) als zij het huishouden voor hun rekening blijven nemen, (c) als zij genoegen nemen met de baantjes waar niemand anders voor te krijgen is. Hetzelfde soort mannen pleegt te zeggen: het doet er niet toe of het een vrouw is of een man; bekwaamheid is het enige dat telt. Wat deze mannen in feite verlangen is dat vrouwen meedoen op de condities van een systeem dat niet door hen is ingericht en wordt beheerst. Anderen doen het subtieler. Zij beseffen wel dat er in de | |
[pagina 231]
| |
maatschappij het een en ander moet veranderen, maar verlangen toch - vaak zonder het zelf te beseffen - dat vrouwen zich gedragen op een manier die hun welgevalig is. Het ene type mannen wenst dan dat vrouwen eindelijk ‘volwassen’ optreden (dat wil zeggen op dezelfde manier als zijzelf); anderen daarentegen vinden dat de charme veiliggesteld moet worden: laat vrouwen s.v.p. vrouw blijven, leve het kleine verschil. Dan zijn er mannen die zeggen: emancipatie? Natuurlijk, maar waarom moet het allemaal zo bloedserieus? Is lachen voortaan uit den boze? Wat deze mannen in feite eisen is dat vrouwen doorgaan met zichzelf niet zo belangrijk te vinden, iets wat hun van jongsafaan is bijgebracht. Rechtse (en linkse!) mannen behouden het recht grapjes te maken over ‘de vrouwtjes’; de vrouwtjes zelf dienen die met een glimlach in ontvangst te nemen. Zo zou ik kunnen doorgaan, want er zijn nog meer categorieën; een uitputtende lijst zou vele bladzijden beslaan. De kern van het probleem is deze: mannen denken dat zij hun goedkeuring horen te hechten aan wat vrouwen van plan zijn. Maar er komt nog een moeilijkheid bij: niet alleen mannen vinden dat, de meeste vrouwen vinden het eigenlijk ook. Ik herinner mij een conferentie uit de begintijd van Man Vrouw Maatschappij. Toen de discussie wat woelig werd stond er een man op en zei: ‘Ik wil een zelfstandige vrouw.’ De zaal reageerde met donderend applaus. De vrouwen voelden zich veilig, want een man had aan het streven naar emancipatie zijn fiat gegeven. | |
Op eigen kompasWat de meeste mannen niet begrijpen - ook de verlichte niet - is dat wij ons psychisch bevinden in de positie van een minderheidsgroep. Het eerste dat wij moeten leren is onszelf serieus te nemen en niet meer te varen op andermans kompas. Je zou het kunnen vergelijken met wat er in de puberteit gebeurt tussen ouders en kinderen. Tot dan toe zijn ouders de sterkeren geweest, degenen die het beter wisten. Maar er komt een periode waarin jongeren hun eigen weg moeten zoeken. Daarbij is het soms nodig dat ze zich tegen hun | |
[pagina 232]
| |
ouders afzetten, hen kwetsen en hun goede raad in de wind slaan. Ze moeten mensen worden die leven op eigen kracht en niet wezens die blijven voldoen aan het ideaalbeeld dat ouders voor hen hebben ontworpen. Als die ontwikkeling goed verloopt, kunnen beide partijen na verloop van tijd als gelijken met elkaar omgaan. De jongeren hebben hun eigen verantwoordelijkheid ontdekt, bij ouders is de neiging tot betuttelen verdwenen. Iets soortgelijks is er aan de hand met vrouwen; van wezens die niet voor vol worden aangezien en bijgevolg de grootste moeite hebben zichzelf voor vol aan te zien, moeten zij mensen worden die weten waar zij staan en wat zij zelf willen, als individu en als groep. | |
Strijd op twee frontenFeministen hebben dus een strijd te voeren op twee fronten: tégen mannen die er geen zin in hebben en mèt mannen die wel voor zijn maar de oude Adam in zichzelf nog niet hebben uitgeroeid. In het eerste geval is er sprake van een machtsstrijd: hard tegen hard en voorlopig nog klein tegen groot. De tweede strijd is een gevecht om bevrijding, waar beide partijen uiteindelijk baat bij hebben: de verhoudingen worden erdoor gesaneerd. Onze mannelijke medestanders bevinden zich in een niet-gemakkelijke positie. Ze moeten af van het idee dat ze het beter weten, ze moeten leren luisteren, ook tussen de regels door. Maar als ze hun paternalistische houding laten varen krijgen ze er iets voor terug: vrouwen als mondige mensen, met wie je hartelijk bevriend kunt zijn. |
|