Er is een land waar vrouwen willen wonen
(1984)–Joke Kool-Smit– Auteursrechtelijk beschermdteksten 1967-1981
[pagina 95]
| |
Wij en de buisGa naar voetnoot*Hoe komen wij op de buis? Als moeder op het strand of rijstpelster in documentaires, als zingend meisje in shows, als huisvrouw in een quiz. In een serieus interview als we Anneke Goudsmit heten, Nel Barendregt of Haya van SomerenGa naar voetnoot**, en als sportmompelaar als we hard kunnen zwemmen of schaatsen. En als we tot een probleemgroep behoren mogen we een enkele keer onze grieven even komen spuien, mogen we even komen melden dat het niet zo leuk is voor een abortuscommissie te verschijnen, gescheiden vrouw te zijn met kleine kinderen, of een oudere ongehuwde vrouw met een inkomen van vierhonderd gulden per maand. Voor de rest is het scherm een mannenaangelegenheid, met veel voetballers, met belangrijke interviewers die vriendelijke of harde vragen stellen aan belangrijke personages en met opstandige jongens die - meestal terecht - komen vertellen dat ze het er niet mee eens zijn. Tot zover is er niets bijzonders aan de hand. Mannen hebben de grote plaats in het leven en op het scherm, wij de kleine. Maar het scherm houdt zich niet alleen bezig met de ‘echte’ werkelijkheid (zie boven), het scherm brengt meer. Het houdt zich ook bezig met wat ik, bij gebrek aan beter, maar ‘gestyleerde’ werkelijkheid zal noemen. Het laat ons ook mensen zien in bedachte situaties, in sketches, kinderprogramma's, shows, films, westerns, kortom in wat in de literatuur ‘fiction’ heet. En daar begint de ellende pas goed. Want daar worden we niet getoond zoals we zijn, maar zoals we gezien worden door de cultuur. En we zijn daar zo aan gewend geraakt, dat we het niet eens meer registreren. Wij en onze medemensen met een mannelijk lichaam zijn vanaf de wieg zo geïndoctrineerd dat | |
[pagina 96]
| |
we ziende blind zijn geworden.
Negentig procent van de vrouwbeelden die gepresenteerd worden op de tv (en in de bioscoop, en in de schouwburg) zijn vertekeningen. In concreto betekent dit dat wij uitgebeeld worden als niets anders aan ons hoofd hebbend dan de liefde (in het gunstige geval), als oergevaarlijk of minstens onbetrouwbaar (één vrouw is duizend mannen te erg), als tyranniek (moeders wil is wet), als dom, en in ieder geval als beperkt. Dat de ster ons iets aandoet wanneer we geacht worden in extase te raken als we twintig soorten jam in de kast hebben staan of verrukt op een koelkast rondrijden (onze auto is frigide), is inmiddels, hoop ik, tot bredere lagen doorgedrongen. Maar het gif zit overal, en om dat in te spuiten worden verschillende mechanismen gehanteerd: de projectie, de ‘positieve’ en de ‘negatieve’ stereotypering. Het spijt me dat ik geen plaats heb om dit uitvoerig uit te leggen of toe te lichten, dat is door anderen wel gedaanGa naar voetnoot1, ik wil proberen het te illusteren aan de hand van twee actuele voorbeelden. Eerst het ‘positieve’ stereotiep. In ‘Le souffle au coeur’, de jongste film van Louis Malle, komt een moeder voor die een schat van een vrouw is. Eén brok warmte, spontaneïteit, doorprikken van gewichtigheid, gezond verstand, vrijheidsdrang, echtheid, kortom een type dat op een goede manier ervaren wordt als oervrouwelijk. Maar die vrouw is een kind, weliswaar een enfant terrible, maar toch een wezen dat met de kinderen in het hok der on- | |
[pagina 97]
| |
volwassenen zit en stoute dingen doet.Ga naar voetnoot2 Ze weet het van zichzelf! ‘Ik stel niets voor,’ zegt ze. Hier wordt een vrouwelijk ideaalbeeld uitgedragen met als kernpunt de onmondigheid. En ‘Le souffle au coeur’ is gemaakt door een man die ons kennelijk aardig vindt. Met andere woorden, zelfs als we positief benaderd worden gebeurt dat op voorwaarde dat we vertederend zijn, dat wil zeggen niet serieus genomen hoeven te worden. Een duidelijk voorbeeld van negatieve stereotypering vinden we wat dichter bij huis, namelijk in de Fabeltjeskrant.Ga naar voetnoot* Daarin treden mannelijke en vrouwelijke typen op. Nu is er verschil tussen de twee groepen. De mannetjes vormen een gemengd gezelschap, er zitten vervelende dieren onder, geschikte en ontroerende. Bij de vrouwtjes is het anders. Ze deugen geen van allen. Juffrouw Ooievaar is de tyrannieke moeder die haar zin doorzet, extra negatief gemaakt doordat ze geen echte moeder is maar een op macht beluste oude vrijster en doordat ze een zwak mannetje in haar kielzog meevoert. Dan hebben we de vrouwtjes die niets voorstellen: juffrouw Mier, de neurotisch poetsende huisvrouw, de gezusters Hamster, goedig maar oliedom, Snoespoes, het verliefde meisje dat aandacht van haar mannetje wilGa naar voetnoot3 en tenslotte is er Isidora Paradijsvogel, de lellebel, met de opgestreken zeilen en de zwoele stem waar het manvolk ook niet zo goed tegenop kan. En zij gaat onherroepelijk in de clinch met juffrouw Ooievaar, want, nietwaar, mannen haten elkaar maar wij vrouwen haten elkaar nog meer. | |
[pagina 98]
| |
De Fabeltjeskrant is een duidelijk seksistisch programma, en des te gevaarlijker omdat het, samen met de ster, door kinderen bekeken wordt. Maar het scherm is één koek vol seksisme, al moet je soms even peuteren voor je de seksistische krenten eurit hebt. En dat geldt niet alleen voor het scherm, maar ook voor kinderboeken, voor toneelstukken, voor de menswetenschappen, kortom voor de hele cultuur. Zolang het over mannen gaat wordt er redelijk nagedacht, zodra het over ons gaat, valt het denkraam dicht en komen alleen de conventies er nog maar uitrollen. Hoe komt dat? Doordat wij een minderheidsgroep zijn, zij het een niet als zodanig herkende. Want als we als zodanig herkend werden dan werd het seksisme ook onderkend, althans door televisiemakers: die zijn er op getraind uitingen van antisemitisme en racisme te registeren. En hoe komt het dat wij niet als zodanig worden herkend, ons zelf niet eens zien als zodanig? Doordat de linker- en de rechtervleugel van de vrouwenbeweging vijftig jaar geleden de fout gemaakt hebben te veronderstellen dat het vanzelf wel in orde zou komen; de rechtervleugel dacht dat kiesrecht vanzelf zou leiden tot integratie van de vrouw in de cultuur en de linkervleugel dat de vrouw vanzelf gelijkwaardig zou worden als het socialisme aanbrak. Met andere woorden: onze emancipatie is gestrand, voordat de emancipatieprocessen echt op gang waren gekomen. Dat heeft tot gevolg gehad dat er vijftig jaar lang heel weinig is gebeurd. Er zijn wat leeuwinnen geweest in het parlement, in de vakbeweging en elders, maar ze hebben vrijwel in hun eentje geknokt.Ga naar voetnoot4 Zo komt het dat wij als groep nog altijd verblijven in de subcultuur. Collectieve uitingen van en voor ons zijn óf tweederangs óf belachelijk. Damesvoetbal en een damesorkest werken op de lachspieren, vrouwenorganisaties, vrouwenprogramma's en vrouwenbladen zitten in de sfeer van de koffiekransjes. In het beste geval bieden ze een veilig klimaat voor leden van de minderheidsgroep - en dat is nuttig want de warmte van het ghetto kunnen we voorshands niet | |
[pagina 99]
| |
missen - maar ze worden niet serieus genomen. Maar dat betekent ook dat we nu in hetzelfde stadium zitten als de arbeidersbeweging honderd jaar geleden, namelijk dat alles nog van de grond af moet worden opgebouwd: er moet een samenhangende theorie worden gemaakt, er moet nagedacht worden over organisatiestructuren waarin deze minderheidsgroep het best over eigen minderwaardigheidsgevoelens heen stapt, er moet op alle fronten worden gevochten en daarvoor moet alle man- en vrouwkracht nog worden aangeworven. Maar het allerbelangrijkste is - en dat mogen we sinds Marx en Rosa Luxemburg wel weten - dat we ons bewust worden van onze eigen situatie, dat we ontdekken hoezeer we door de cultuur in de hoek worden gedrukt.
In Amerika is daarvoor een methode gevonden die daar consciousness raising wordt genoemd en hier ganzenbordgroep.Ga naar voetnoot5 De methode bestaat hieruit dat groepjes vrouwen bij elkaar gaan zitten, ervaringen uitwisselen en vervolgens tot hun grote opluchting ontdekken dat een heleboel schuldgevoel onzin is, dat persoonlijke problemen geen persoonlijke problemen zijn maar verwijzen naar structuren die kunnen worden blootgelegd. Dat is de eerste stap op weg naar bewustwording en dus naar geestelijke bevrijding.
Wij moeten werken aan onze eigen geestelijke bevrijding, binnenskamers, maar het zou in deze tijd waanzin zijn daarbij de instrumenten van de technologie niet te gebruiken. Dat is de reden waarom ik bij de programmaraad tv van de nos het voorstel heb ingediend een feministisch magazine in te voeren.Ga naar voetnoot* Want een vaste en goede tv-rubriek is weliswaar een druppel op een gloeiende plaat, maar bestrijkt toch een groter | |
[pagina 100]
| |
publiek dan honderd mensen die het vormingswerk afreizen en daar wat onrust zaaien en wat hoop (al moeten die natuurlijk doorgaan). Waarom heb ik dat voorstel ingediend? Omdat minderheidsgroepen niet vanzelf toegang hebben tot de media. Ze zijn afhankelijk van de actualiteit, de ‘spontane’ (echtscheidingswet in de Tweede Kamer, ongehuwde moeder die haar kind te vondeling legt) of de kunstmatig gecreëerde, de stunt. Dolle Mina heeft de stunttechniek enige tijd met succes gehanteerd, maar hij slijt snel, want de media zijn gauw blasé. De enige andere opening waar minderheidsgroepen over beschikken is dat ze passen in de bedenksels van programmamakers die personen nodig hebben voor hun rubriek. Waarbij die personen niets anders kunnen en mogen dan stappen in de hun toebedachte rol. Met andere woorden: minderheidsgroepen mogen - een heel klein beetje - meedoen, op de condities van de media. Maar meestal worden zij door de media vergeten. Een aardige illustratie hiervan vormt het feit dat in de maanden voorafgaand aan de verkiezingen geen der zendgemachtigden op het idee gekomen is ook maar één uitzending te wijden aan de bezwaren van vrouwelijke zijde tegen het beleid zoals dat in Nederland wordt gevoerd en de prioriteiten die daarin worden aangebracht. Het scherm stond maandenlang stijf van de politiek; allerlei groepen kregen de kans hun grieven te spuien, maar de helft van de bevolking kwam niet aan bod. Toch heeft naar mijn mening die helft van de bevolking recht op haar eigen politieke nieuws, en ook het uitblijven van nieuws is nieuws, want een signaal dat regering en volksvertegenwoordiging hun taak niet goed vervullen. Het lijkt mij bij uitstek een taak voor de omroep, en met name voor de nos in deze ‘blokkeersituatie’ verandering te brengen. Maar daarvoor is nodig een vorm, die aanspreekt en de magazineformule lijkt mij dan heel geschikt. Features in een dergelijk programma zouden kunnen zijn: | |
[pagina 101]
| |
- bovengenoemd politiek nieuws - korte interviews met wetenschapsmensen, vakbondsleiders, werkgevers e.a. over nieuwe ontwikkelingen (zonder moeilijke woorden) - cartoons of strips met explicateur/explicatrice - schetsen uit het dagelijks leven (materiaal uit soap-opera's) - stereotyperende fragmentjes Sonneveld, Mounties of iets dergelijks, met tegenscènes - opnamen van ganzenbordgroepen - liedjes - stoeien met de ster - gesprekjes tussen pa en zijn dochtertjes van zes of zestien over ‘vanzelfsprekendheden’ (papa, waarom..., vader, waarom...) - voorlezen uit school- en kinderboeken - smartlappen - een catechismus van dooddoeners (in afleveringen) - analyses van schuine moppen En dan is er iedere week wel een stukje uit de krant, een flardje van de radio of een serie shots uit een tv-programma die smeken om verhelderend commentaar. Een feministisch magazine is iets anders dan de vrouwenrubriek. Een vrouwenrubriek is mode, een interview met KlompéGa naar voetnoot*, en de nood van de bejaarden. Een vrouwenrubriek is subcultuur - aardige dingen doen binnen het hoekje dat je is toebedeeld. Een feministisch magazine is tegencultuur, dat wil zeggen wat tegenspel geven tegen de alles omvattende indoctrinatie van de cultuur. Het aantrekkelijke van een dergelijk magazine voor de buisconsumenten is dat er iets te lachen valt. Want het feminisme kan hier de wapens hanteren die de maatschappijkritiek sinds mensenheugenis heeft gebruikt: humor en satire. En er is stof voor jaren, want het terrein is volstrekt onontgonnen.
Een probleem en tevens een levensgroot voordeel bij een dergelijk magazine is dat het niet door de omroepstaf kan worden gemaakt. Want om dat te kunnen is het zesde zintuig no- | |
[pagina 102]
| |
dig, of de Andere Blik. Daarmee bedoel ik niets geheimzinnigs. Het zesde zintuig is te vergelijken met het oog van Freud. Mensen hebben altijd al geweten dat er iets mis was als een redenaar zich versprak: ze begonnen te lachen, maar Freud heeft een samenhang ontdekt in al die schijnbaar nergens op slaande handelingen, gebaren en uitlatingen. Hij heeft een stuk werkelijkheid in kaart gebracht, dat voordien ondoorzichtig was. Het zesde zintuig ontwikkelen betekent opnieuw naar mannen en vrouwen leren kijken. Dat is een boeiende bezigheid, want de wereld spreekt niet langer van zelf en het leven wordt een zaak vol vraagtekens. Wie kijkt met de andere blik vraagt zich af waarom haar dochtertje droomt dat ze de zoon van FlorisGa naar voetnoot* is, waarom Kronkel een vrouw alleen maar aantrekkelijk kan vinden als ze ‘dat vleugje weerloosheid’ bezit, en hoe de mensheid zou reageren als in een interview met de heer Van VeenendaalGa naar voetnoot** dezelfde vragen en antwoorden te voorschijn zouden komen als in een interview met mevrouw Stuyt.Ga naar voetnoot*** Zoals gezegd: programmamakers kunnen het niet alleen. Zij hebben bij een dergelijk programma de inspraak, de medezeggenschap en zelfs het medebeslissingsrecht van de betrokken minderheidsgroep nodig. Dat lijkt me een immens voordeel, want een experiment in democratisering.
Wij zijn niet de enige minderheidsgroep in Nederland of in de wereld. Wij zijn zelfs niet de enige ‘grote’ minderheidsgroep, - bejaarden en jongeren (plus kinderen) worden ook paternalistisch behandeld in onze samenleving. Maar wij zijn wel de oudste minderheidsgroep, - we zijn het sinds de apen, of in elk geval sinds de prehistorie. En bij ons is het een kwestie van levenslang, terwijl jongens een jaar of veertig man mogen spelen eer ze toetreden tot het bejaardenwezen. En daarom zit het allemaal zo diep. Dat is de reden waarom ik stel dat wij het eerst aan de beurt moeten komen als er programma's niet vóór maar dóór minderheids- | |
[pagina 103]
| |
groepen worden gemaakt. Tot slot: het doel dat met een dergelijk programma wordt nagestreefd is wijder dan dat kwartiertje of halve uur per week. Het is niet alleen bedoeld als een lachspiegel voor de kijkers; het is ook en vooral bestemd als een opvoedingsinstrument voor het omroepwezen zelf. Want de zendgemachtigden hebben de oogkleppen nog voor, dat blijkt niet alleen uit de programma's die ze produceren maar ook uit de programma's die ze tolereren. Zodra het omroepwezen met het Andere Oog heeft leren kijken komt er een moeilijke tijd. Want een heleboel programma's en scènes kunnen dan niet meer. De Gerben Hellinga's, de Wim Sonnevelds, de Dimitri Frenkel Franks, de thrillerfabrikanten en vele producenten van huwelijkscomedies worden onbruikbaar. We zullen ze tijd geven om zich te scholen, want het zesde zintuig is iets dat kan worden ontwikkeld, - voor wat betreft racisme en antisemitisme is dat ook gebeurd. |
|