Er is een land waar vrouwen willen wonen
(1984)–Joke Kool-Smit– Auteursrechtelijk beschermdteksten 1967-1981
[pagina 89]
| |
Vrouwenzaken in de politiekGa naar voetnoot*Mannelijke politici zien het niet. Natuurlijk, er zijn wat vrouwenpuntjes; er moeten nog een paar verdragen worden goedgekeurd, maar RoolvinkGa naar voetnoot** doet z'n best en die crèchesubsidie komt er ook wel op den duur. Kortom: waar winden die wijven zich eigenlijk zo over op? En als de krant een interview bevat met één van die wijven dan lezen ze het niet: Stuff voor vrouwen, niet belangrijk. Dat er structuren zitten achter die vrouwenpuntjes, dat die wijven zich daarover opwinden beseffen ze niet. Als je suggesties hebt, zeggen ze, als je politiek waterdichte plannetjes kunt maken die passen in het geheel, ga je gang, waarmee de bal is teruggespeeld naar vrouwen met ideeën en beleidservaring, op de hoogte van alle ins en outs ten departemente, met tijd om kamer- en commissiehandelingen bij te houden, anders gezegd, naar vrouwen die niet bestaan. Politieke mannen weigeren, kortom, hun creatieve energie in te zetten om na te denken over de problemen van de helft van de bevolking, hun kiezeressen. Er zijn belangrijker zaken, en politiek levert het geen prestige op.
Vrouwelijke politici zien het ook niet. Want hoe zijn ze in de politiek gekomen? Ofwel het zijn de flinkerds die het hebben gemaakt in het leven en nu vinden dat de anderen niet zo moeten zeuren, ofwel het zijn vrouwen met sociale belangstelling die welkom zijn omdat er toch een vrouw op de lijst moest. Het levert altijd voorkeursstemmen op en ze kunnen worden opgezadeld met het menselijk leed (woningnood en sociale zaken) en de rotklusjes, waar ze vervolgens in verdrinken. Het ras van vrouwen dat met een feministische motivatie de politiek instapte is bijna uitgestorven, trouwens, het verlichte standpunt luidt dat mannelijke politici net zo goed vrouwen- | |
[pagina 90]
| |
belangen kunnen behartigen als vrouwelijke. In theorie is dit natuurlijk juist, alleen ze doen het niet, want hun creativiteit steken ze in andere zaken.
Toen ik als raadslid was gekozen waren er mvmGa naar voetnoot*-ers die tegen mij zeiden: Zeg, je gaat je toch niet alleen met mvm-dingen bezighouden in de politiek. Deze opmerking was ernaast om twee redenen. Ten eerste berustte deze op een volstrekt onjuiste beoordeling van de werkelijkheid - er liggen in de politiek bergen ‘neutraal’ werk te wachten. Ten tweede heeft zo'n opmerking een ondermijnend effect: als zelfs je eigen achterban de algemene politiek zo'n duidelijke prioriteit geeft, waar haal je dan de motivatie vandaan om te proberen voor je eigen groep iets te veranderen? Als de motivatie namelijk niet heel sterk is en voortdurend wordt gestimuleerd houd je in de politiek geen seconde over om na te denken wat je voor vrouwen zou kunnen doen. Zo'n opmerking is overigens voor mij het zoveelste bewijs dat wij een minderheidsgroep zijn die zich nog van zijn positie bewust moet worden. Van een negerafgevaardigde in de vs wordt verwacht dat hij zich inzet voor de belangen van de negers, ook al vormen ze maar tien procent van de bevolking. De rest van de politiek pikt hij mee, dat hoort bij het baantje. Voor vrouwen in de politiek zou hetzelfde moeten gelden: het gros van hun aandacht dienen zij aan vrouwenzaken te besteden. Vrouwen zijn er minder erg aan toe dan negers zegt men nu misschien, maar dat is voor mij de vraag. Wij hebben óók onze paupers, al zitten ze niet in een ghetto bij elkaar: de bijstandsvrouwen, de vrouwen onder of rond het minimumloon, de meisjes aan de lopende band, de bejaarde vrouwen die met een rotpensioen of zonder de laan uit worden gestuurd. Ik vind dat vrouwelijke kiezers van hun medevrouwen in de vertegenwoordigende lichamen moeten verlangen dat zij in de eerste plaats opkomen voor de belangen van hun eigen groep, maar dat is niet genoeg. Zij dienen ook de fracties waarin die vrouwen zitting hebben duidelijk te maken dat zij er zo over denken, ter morele ondersteuning van de vrou- | |
[pagina 91]
| |
wen in die fractie. De eis ‘Doe iets voor ons’ geldt trouwens niet alleen voor vrouwen die rechtstreeks in de politiek bezig zijn. Alle vrouwen in een beleidscommissie hebben de plicht zich voortdurend af te vragen: waar liggen hier de aanknopingspunten? Want vrouwenpunten komen niet vanzelf te voorschijn. In het beleid zijn we nog niet zover als bv. in de journalistiek. Daar zijn vrouwenzaken, van mode tot feminisme, nieuws waar iets mee moet. Dat nieuws wordt dan vaak afgeschoven op de anderhalve vrouw in de redactie, die dan terecht begint te steigeren. In het beleid zijn we nog lang niet zover. Daar moet de onrechtvaardigheid nog losgepeld worden uit een dikke laag abstracties, dood cijfermateriaal en gevoelens van ‘Het is nu eenmaal zo’. Daardoor komt het dat de meeste vrouwen in het beleid psychisch vanuit een wankele positie opereren en vrijwel geen eisen durven stellen. Een kras voorbeeld hiervan werd onlangs weer geleverd toen staatssecretaris van der PoelGa naar voetnoot* een aantal organisaties om advies vroeg inzake een wettelijke regeling voor kindercentra. Alle clubs zeiden duidelijk: goed, maar dan moet je ook met subsidie komen, - behalve een gezelschap dat voornamelijk uit vrouwen bestond. Ik geloof dat dit moet veranderen. Ik geloof dat iedere vrouw die in een beleidslichaam zit zich psychisch ijzersterk moet maken en moet gaan opereren vanuit de opstelling: gezien de ongelijkheidsstructuur is iedere beleidsmaatregel, ook al kost die miljoenen, een aalmoes. Dat geldt trouwens niet alleen voor het handjevol vrouwen dat in de beleidssector bezig is. Het geldt voor alle vrouwen die iets meer kennis en invloed bezitten dan hun medezusters. Het aanbod van vrouwelijk talent dat zich heeft kunnen ontwikkelen is gering, dat kunnen we niet missen. Een groep bijvoorbeeld die we duidelijk nodig hebben zijn de vrouwen uit de sociale wetenschappen. Waar we om zitten te springen zijn projecten voor actie-onderzoek, onderzoeksprojecten die onmiddellijk in de praktijk kunnen worden gebruikt om meisjes en vrouwen anders en meer te | |
[pagina 92]
| |
motiveren iets met hun leven te doen. Het bekende ‘talentenproject’ van Van Heek c.s.Ga naar voetnoot1 heeft de stoot gegeven tot twee ontdekkingen: a handarbeiderskinderen komen op school en dus in het leven niet aan hun trekken, omdat het schoolsysteem niet op hen is afgestemd, b met behulp van speciale methoden kun je daar iets aan doen. Sinds de verschijning van dit boek worden overal in het land de schooladviesdiensten uit de grond gestampt en wordt er in allerlei plaatsen naarstig gewerkt. Zoiets zou er voor meisjes en vrouwen ook moeten komen. Met andere woorden: vrouwen uit de sociale wetenschappen, sla de handen ineen, vorm teams, en ga wat zitten uitdenken. Daarmee steunen jullie de vrouwen in het beleid die jullie plannen via de politiek aan de man kunnen brengen. Als jullie goede plannen maken praten zij het geld wel los. Want een van de grote problemen waar vrouwen in het beleid mee zitten is dat er geen plannen klaar liggen, zelfs geen inventarisatie van onderzoek dat zou moeten worden gedaan. Andere voorbeelden van vrouwen die iets zouden kunnen ondernemen zijn maatschappelijk werksters die bijstandsvrouwen kunnen helpen één front te vormen om financieel en psychisch een betere positie te veroveren (tot mijn vreugde las ik dat ongehuwde moeders al bezig zijn). Er zijn meer mogelijkheden: iedere vrouw die in een bestuur zit (kindercentra!) dat met vrouwelijke werknemers te maken heeft kan zich verdiepen in salarissens promotiekansen en arbeidsvoorwaarden en vanuit dat bestuur lobbyen om hierin verbetering te brengen; iedere vrouw die in een oudercommissie zit kan leerboekjes ter inzage vragen, daar de stereotiepen uit opdiepen en vervolgens met de onderwijsmensen overleggen hoe zij in de klas deze beeldvorming ter discussie kunnen stellen en hoe de kinderen niet seksegerichte beroepsvoorlichting zouden kunnen krijgen. Iedere vrouw die collega's heeft binnen hetzelfde bedrijf bijvoorbeeld in de administratieve sector, kan met die collega's nagaan waarom ze zo het land hebben aan hun werk, waarom de meeste vrouwen binnen het bedrijf het ad- | |
[pagina 93]
| |
ministratieve rotwerk doen, waarom dat niet vanzelf spreekt enz. Wij zijn een ontwikkelingsgebied en wij hebben elkaar nodig. Eigenlijk zouden wij mvm-ers allemaal een paar jaar op een typekamer of in een fabriek moeten gaan werken om te zien hoe daar de onderdrukkingsmechanismen werken en om te proberen die te doorbreken. Maar tot dat offer ben ik zelf nog niet eens bereid, dus eigenlijk heb ik geen recht van spreken; wat ik hiermee bedoel is voorshands alleen maar dat ons aller motivatie nog wel wat versterking behoeft.Ga naar voetnoot2 Zoals gezegd, mannelijke politici zien het niet. Ik zie voorlopig drie methoden om ze althans een vage onrust te bezorgen. De eerste is dat ze voortdurend aan hun staart getrokken worden door steeds weer andere groepjes boze vrouwen. Op de langere termijn werkt dat wel. Een wethouder die tweemaal per week een subsidie-aanvrage voor een kindercentrum op zijn bureau vindt gaat op den duur wel beseffen dat hiermee iets moet worden gedaan. Een andere methode is informatie over vrouwen verpakken in algemene stukken. In Nederland bestaat de neiging alleen onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen wanneer daardoor seksistische stereotiepen worden bevestigd. Uit opiniepeilingen en stemgedrag ‘blijkt’ altijd weer dat vrouwen conservatiever zijn dan mannen en dat wordt dan ook met nadruk geregistreerd. Maar als het om feitelijke achterstanden gaat doet men alsof er geen verschil is tussen mannen en vrouwen (hoeveel vrouwen leven er van de bijstandswet, hoeveel meisjes zijn er onder de werkende jongeren, hoeveel vrouwen hebben slechte pensioenvoorzieningen, hoeveel | |
[pagina 94]
| |
vrouwen zitten onder of om het minimumloon etcetera). Als je dat in aparte stukjes op de vrouwenpagina gaat vertellen heeft het politiek geen nut: politici slaan die over. Maar als je dit soort gegevens verpakt in algemene stukken over minimumloon, bijstandstrekkers, pensioenellende en beroepsonderwijs, dan lezen ze het wèl. Dan is er de mogelijkheid door massale actie vrouwenproblemen tot een heet hangijzer te maken. Plannen voor de werkende jongeren lagen al vijftien jaar in een la; pas toen ze in groten getale naar het Binnenhof trokken werd er iets mee gedaan. Wanneer de vijftienduizend mensen die de vijfenzeventig actiecentra van ‘Op de vrouw af’Ga naar voetnoot* bezochten zich en masse naar Den Haag hadden begeven, wanneer er tegelijkertijd een zwartboek was gepubliceerd dan zouden politici het zich niet langer kunnen permitteren onwetend rond te lopen en passief te blijven. Bij een volgende grote actie moeten we daarmee rekening houden. En wat we natuurlijk ook moeten doen is de komende vier jaar nauwkeurig bijhouden welke Kamerleden in de verschillende fracties actief zijn op vrouwengebied, proberen die bij de volgende verkiezingen op een goede plaats te krijgen en een actie ondernemen met voorkeursstemmen: X, Y en Z hebben zich het best geweerd, stem op X, Y of Z. Maar het belangrijkste is dat wij leren onze eisen en verlangens niet met schuldgevoel en distantie te bezien. Vrouwen hebben recht op meer kansen.
P.S. En de mannen? Laten ze alsjeblieft meedoen!Ga naar voetnoot3 |
|