In de trein
Op een avond, nu alweer een tijdje geleden, zat in het voorste gedeelte van de trein naar Vlissingen een dame de krant te lezen. Ze had elegante slangenleren schoentjes aan. Dat was een bijzondere vrouw. Als kind had ze eens zomaar haar moeders viool aan een matroos cadeau gegeven. Op haar zestiende was ze in Genève gaan studeren. Tien jaar lang hoorde niemand iets van haar. Maar toen schreef ze: ‘Ha, ha, ik zat al die tijd in Dakar, maar ik ben er niet gebleven.’ Ik denk dat die eigenaardige vrouw met wel achttienhonderd mannen de liefde heeft bedreven. O, pas toch op met haar, vooral als je iets verzamelt: ze eet rustig je luciferdoosjes op en ook van je duurste postzegels scheurt ze doodleuk een hoekje! Verder zaten in dat gedeelte van de trein nog twee ingenieurs en een scholier uit Goes. De ingenieurs waren over de brand op zee aan het praten. Op zeker ogenblik stapte er in het voorste gedeelte van de trein ook nog een componist in. Maar die is helemaal naar achteren doorgelopen.