zie, God heeft u geschonken allen, die met u varen.” Daarom zijt goedsmoeds mannen! Want ik geloof God, dat het alzoo zijn zal, gelijk het mij gezegd is. Doch wij moeten op een zeker eiland vervallen.’
De veertiende nacht breekt aan.
Nog ìmmer raast de orkaan. Het schip nadert land. De zeelieden vreezen, dat zij op den oever zullen geworpen worden: dan zal het gansche schip te pletter slaan. Daarom zoeken ze met de boot te ontkomen. Maar Paulus waarschuwt Julius. Deze laat de touwen der boot doorkappen, zoodat ze wegdrijft.
Welk een vreeselijke nacht! Wie zou nog hoop op redding koesteren? Eén is er, die kalm blijft ook in dit dreigend doodsgevaar. 't Is Paulus. En ook de anderen bemoedigt hij.
Tegen den morgen vermaant hij allen, die op het schip zijn, twee honderd zes-en-zeventig man, wat te eten. ‘Het is heden de veertiende dag, dat gij verwachtende blijft, zonder eten, en niets genomen hebt. Eet nu, dat is uw behoud; niemand van u zal een haar van het hoofd vallen.’ Zelf geeft hij het voorbeeld. Hij neemt brood, dankt dan God in aller tegenwoordigheid en begint te eten.
Men volgt zijn voorbeeld. Door de spijzen gesterkt, werpen ze de lading, uit koren bestaande, over boord. Dan ligt het schip minder diep en kan dichter bij den wal komen.
Plotseling blijft het schip op een zandbank vastzitten. Het breekt door het geweld der baren middendoor. Wie zwemmen kan, werpt zich te water; de anderen grijpen een balk of plank. En, om Paulus' wil, redt God immers allen het leven, komen allen behouden aan land.
Melite of Malta heet het eiland, waar de arme schipbreukelingen, koud en doornat, zich bevinden. Gelukkig helpen de vriendelijke bewoners hen zoo goed ze kunnen. Een groot vuur wordt aangelegd, opdat elk zich warme en droge. Paulus heeft een hoop rijzen bijeengeraapt en werpt die op het vuur, als eensklaps een vergiftige adder er uit kronkelt en zich aan zijn vinger vastbijt. Hij schudt het ondier af. En wel verwachten de eilanders, dat hij zal opzwellen of terstond dood neervallen, maar geen van beide geschiedt. God beschermt hem. Met verbazing zien de mannen het aan. Neen, hij is geen booswicht, gelijk ze eerst dachten. Zou hij niet een god zijn?
Neen; maar hij zal hun bekend maken met dien God, dien zij nog niet kennen. Hij predikt hun zijn Heiland. En door groote wonderen, door zieken te genezen, bevestigt de Heere Paulus' woord. Zoo wordt ook op Melite Gods Naam groot gemaakt en wordt Paulus' verblijf van drie maanden op dit eiland voor velen een oorzaak van hun eeuwig heil.