die tot hen waren gezonden, sloegen, mishandelden, ja doodden ze. En toen de heer eindelijk zijn zoon zond, ontzagen ze hem niet. Maar ze zeiden: Dit is de erfgenaam, laat ons hem dooden, en de erfenis is voor ons. Zoo deden ze ook.
Wat deed toen de heer van den wijngaard? Hij kwam en strafte die booswichten gestreng.
Zoo zou het ook gaan met de Joden. Ook zij verwierpen den Zoon; den Zoon van God! Ze hadden vroeger Gods profeten gedood; ze zouden het ook den Heiland doen. Maar daarom zouden ze ook uit hun land verdreven worden; en zwaar zou Gods toorn treffen hen, die de handen zouden durven slaan aan Zijn geliefden Zoon!
Begrepen de Joden deze gelijkenis? Ja, zij begrepen ze; maar ze haatten er den Heiland des te meer om.