Op onze maandelijkse gastmalen worden als kippen of varkens geknede hoeveelheden stront sierlijk opgediend en met mes en vork en servet en de hele heisa verorberd aan lange tafels. Dat zijn feestelijke bijeenkomsten! Het is een zeer sociaal genootschap. Hoog op onze ‘prioriteitenlijst’ staat bij voorbeeld dat het iedere hondebezitter verplicht dient te worden de drollen van zijn viervoeters terstond na defaecatie op straat te nuttigen. Het verdwijnen van deze hondehiëroglyfen, ook wel ‘de liefdespost der dieren’ genoemd, zal ons genootschap veel goodwill bezorgen bij de tegenstanders.
De schutspatroon van ons genootschap heet C.J. van Ledden Hulsebosch, ‘kriminalist en oud-politiedeskundige te Amsterdam’, een groot speurneus in dienst van orde, gezag en kapitaal, wiens van god gegeven talent het was om uit de stront van dieven en misdadigers, die immers op de plaats van het misdrijf maar al te graag iets nalieten, liefst op een warme plek, onder de dekens van een bed, tussen de kussens van een canapé, de pienterste conclusies te trekken. Over de verbluffende hulp die hij de politie verleende bij de diagnose van het menselijk excrement, 's mensen ‘visitekaartjes’, kunnen we lezen in zijn herinneringen Veertig jaren Speurdersmerk. Een fraai boek!
Het is moeilijk lid te worden van het Genootschap van Coprofagen: men moet een goede eetlust bezitten en, bovendien, de ballotage-commissie is uiterst streng. Zo dient men bij voorbeeld lik me reet te kunnen zeggen in tweehonderdvijfentwintig talen. Ik kan het in bijna driehonderd, bijvoorbeeld kuss mir den dochus (Jiddisch), zoffl' il chül (Roemeens), slik migi rumpen (Deens), leku mian kaktruon (Esperanto), lizi moju zadnitsu (Russisch), dhangso hau (Bengaals), mendjilat saja punja pantat (Maleis) en bloos mir i d' schuhe (Zwitserduits), maar ik ben dan ook al láng lid.
Het genootschap heeft ook een bijbel, en wel het Non Olet van de Keulse sigarenhandelaar Feinhals, die dit boek over de orbis cacatus schreef onder de naam Collofino, de verlatijnsing van zijn naam, en het zéér privé uitgaf in 1939. Het werk is uitermate zeldzaam en telt 1103 (elfhonderddrie) bladzijden, waaronder duizenden literatuuropgaven. In de vorm van vrolijke tafelgesprekken, waarop ons genootschap zich steeds weer inspireert, komt de hele beestenbende ter sprake, je kunt het zo gek niet