| |
| |
| |
Leven
| |
| |
Weerwolven en vrouwen in saucijsjes
‘I'm Jack the Ripper!’
Wie in 1888 met die kreet van een Londens afdakje tussen de menigte sprong, liep groot gevaar gelyncht te worden. De hysterie om de rondwarende moordenaar was algemeen. Iedereen zag zijn buurman er voor aan dat hij pakketjes had rondgestuurd met vrouwenniertjes, zoals Jack the Ripper dat deed. De lugubere slachter is nooit gevonden. Wel gebeurde het enkele malen dat andere moordenaars en gros op het laatste moment voor hun executie zeiden: ‘I'm Jack the...’
Maar iedereen vond dat opschepperij. En iedereen droeg theorie na theorie aan. Een ingezonden-brievenschrijver van de Daily Chronicle stelde voor de pupillen van de dode vrouwen onmiddellijk te fotograferen, omdat er een kans bestond dat de retina nog een beeld van de moordenaar had vastgehouden.
Ik maakte voor het eerst, al weer geruime tijd geleden, met Jack the Ripper en enkele andere moordenaars kennis in het uit 1930 daterende boek van Margaret Barton en Osbert Sitwell: Sober Truth. A Collection of Nineteenth-century Episodes, Fantastic, Grotesque and Mysterious. Sedertdien gaat er geen dag voorbij of ik lees over het leven van moordenaars, over de volvoering van hun daad, over hun processen. Moordenaarslevens vormen de hagiografie van de pessimisten.
Wat is er zo interessant aan die ingewikkelde of onopgeloste moorden? Hoe komt het dat ik wel gefascineerd ben door deze true mysteries, en nog nooit verder ben gekomen dan bladzijde elf van een detective-story? De morele implicaties van een moord interesseren me niet. De traditionele, artistieke voorkeur voor moord, in het voetspoor van Sade, De Quincey (‘Murder Considered as one of the Fine Arts’) en Lautréamont is bijna een
| |
| |
gemeenplaats geworden. Toch, over moorden lezen, daar schijnt een specifieke aantrekkingskracht van uit te gaan. Want elke moordzaak die je leest bestaat uit een keten van vaste gegevens, maar geen twee lijken er op elkaar.
Er is een moordenaar; een slachtoffer; een methode; een motief; de moord zelf; een speurtocht naar dader of lijk; een rechtszaak; een vonnis.
Dit stramien vertoont oneindig veel variaties. Er kunnen meerdere moordenaars zijn, meerdere slachtoffers. De methode kan voorbereid zijn of in een impuls opkomen; het motief kan financieel, sexueel of absent zijn; de moord bloederig of lieflijk, een slagerij-uitstalling of een stof- en kiemvrije gifmoord; de speurtocht al of niet geslaagd. Een extreem voorbeeld, echt iets voor de liefhebber, is de moord waarbij noch de dader noch het lijk gevonden wordt. De rechtszaak kan jaren duren: onschuldigen kunnen worden veroordeeld, schuldigen worden vrijgesproken. Het publiek of journalisten kunnen een rol spelen, en vooral bij de jury-rechtspraak zijn vreemde verrassingen mogelijk.
In een jury zitten immers ook vrouwen: en de relatie tussen vrouwen en moordenaars is op zijn zachtst gezegd een zeer curieuze. Wanneer het om moordenaars uit hartstocht gaat, die tientallen maîtresses vermoorden omdat ze tóch, nietwaar, van hun eigen vrouw houden, of die hun eigen vrouw vermoorden omdat hun vriendin, nietwaar, zoveel warme liefde nodig heeft, dan zijn het helden, dan komen ze op borduurwerk en koekdoos terecht. Vrouwen geven echter blijk van een op niets gefundeerde, bittere afwijzing, die met geen argument te door breken valt, wanneer het bij voorbeeld om kindermoordenaars gaat. En die zijn vaak veruit de interessantste moordenaars.
Hecht nooit waarde aan het oordeel van een vrouw over een moord, want ze denkt aan zich zelf, of aan haar kroost, of aan haar buurman, of aan haar doos.
De literatuur over moorden kent in Engeland, Frankrijk en Duitsland een lange traditie. Wij hebben in Nederland het voortreffelijke boek van Hans van Straten: Moordenaarswerk. Een kroniek van 120 Nederlandse moordzaken, uit 1964, maar dat is alleen nog antiquarisch verkrijgbaar, curieus genoeg in een tijd
| |
| |
waarin herdruk op herdruk van god-weet-wat verschijnt, en ook allerlei nieuws wat al evenmin de moeite van het inkijken waard is. Een wonderschoon Engels boek (en dan druk ik me eufemistisch uit, want ik heb de meer dan zeshonderd pagina's tien keer gelezen) is de Encyclopaedia of Murder van Colin Wilson en Pat Pitman, waarin ongeveer driehonderd moordenaars alfabetisch gerangschikt staan.
Gelukkig bezitten we in Nederland nu ook een moordenaarsencyclopedie: in de reeks ‘Unofficial History’ verscheen van J.M. Fuchs en W.J. Simons: Moord op alfabet. Een internationaal leesboek over moordzaken.
Wat een internationaal leesboek is weet ik bij god niet; waarschijnlijk zoiets als wat een heer van de radio-nieuwsdienst bedoelde toen hij zei: ‘De internationale vlaggen wapperden weer van de rai’ - maar dat het een haast te lang ontbeerd leesboek is, dat weet ik zeker.
Moord op alfabet heeft dezelfde opzet als bovengenoemde Encyclopaedia: waarom dit boek niet in het voorwoord als een inspiratiebron vermeld? Wel komt de naam van Wilson enkele malen in de lemma's voor. Ook laten Fuchs en Simons soms de aardigste details achterwege. Zo vermelden Wilson en Pitman over de drieëntwintigjarige babyface-moordenaar Heinrich Pommerenke, dat deze zijn eerste lustmoord pleegde toen hij in de Hollywood-film De Tien Geboden vrouwen om het gouden kalf had zien dansen. Vrouwen, begreep hij, moesten gestraft worden. Zoiets had ik in Moord op alfabet onder Pommerenke graag teruggevonden. Maar er moest natuurlijk beperkt worden, hoewel het met 325 bladzijden en 250 moorden nog 'n verkwikkend volume bezit.
Het is juist de lexicon-vorm die het lezen van steeds weer dezelfde, maar toch volslagen andere moorden boeiend maakt, en tot vergelijkingen noodt. De wereld van de moordenaars is zo reëel en zo vervuld van de terreur der dingen, dat onze dagelijkse wereld een schijnvertoning wordt, of diezelfde moordenaarswereld met een vliesje, een heel dun vliesje. Het lijkt of in wat wij onze ‘gewone’ wereld noemen, in de huizen, de kamers, de stoelen, het servies, het bestek, een heel andere wereld gaande is, fantasierijker, heviger, maar ook bloedelozer, angstwekkender.
| |
| |
Die wereld ziet er nét zo uit; maar de hoogte van het geluid, de sterkte van het licht, het tempo van de tijd is er anders. Je krijgt het fascinerende gevoel je op te houden in een schaduwmaatschappij die sprekende gelijkenis vertoont met de onze, een geheime wereld die op mysterieuze wijze samenvalt met die waarin wij leven. Het gaat niet om een of ander rariteitenkabinet buiten al wat goed en schoon en christelijk heet.
Moord op alfabet behandelt ook moorden op beroemde slachtoffers, zoals op Trotski, Kennedy, Martin Luther King, Rosa Luxemburg, Jean Jaurès. Maar dat zijn de vervelendste. Het gaat om beroemde moordenaars. Hoe anders klinkt het rijtje Loeb en Leopold, Sacco en Vanzetti, Landru, Jack the Ripper, de wurger van Boston! Dat doet denken aan vindingrijkheid, aan het beste in de mens! Aan vrouwen die gevoerd worden aan kaaimannen, die met worteltjes en uitjes worden verorberd of als worstjes op straat verkocht! Aan arsenicum en strychnine! Aan een schatrijk opoetje, verdwenen! Aan twaalf tienjarige jongens in matrozenpakjes, weg! Aan menselijk vlees in pakketjes van een kilo, die door heel Parijs worden aangetroffen! Of aan dat andere geval in Parijs, in de Tweede Wereldoorlog, waarbij een man door de Duitsers opgejaagde mensen beloofde ze over de Spaanse grens te brengen als ze bij hem kwamen, mét hun geld en juwelen uiteraard, maar ze vervolgens in stukken sneed en verbrandde, en dan tegen de Franse politie zei dat het de lijken van Duitsers en landverraders waren! Drieënzestig stuks, de hele oorlog door! Ongestraft! Zomaar! Een verbeterde Weinreb-editie!
Het is erg moeilijk om van een lexicon als Moord op alfabet een overzicht te geven, daarom beperk ik me tot enkele kanttekeningen.
1 Onder de moordenaars bevindt zich een opvallend hoog percentage artsen, hetgeen kenners van dit soort niet zal verbazen.
2 Trivialiteiten, toevalligheden en banaliteiten beslissen zeer vaak over leven of dood. Er is een contrast tussen het hogere en het lagere, en die combinatie van tuttigheid en taboe vormt de steeds terugkerende charme van het achter elkaar lezen van moordzaken (een verzameling ervan is oneindig veel interessanter dan de som
| |
| |
van de delen, zoals ook in boeken met louter afbeeldingen van prikkeldraad of, voor mijn part, verhalen over pausen). Wondermooie moorden zijn het gevolg van minimale drijfveren; koelbloedige moordenaressen zijn sentimentele manipulators van een goedgelovige rechtbank; onder ‘de schijn van burgerlijke deugdzaamheid’ gaan ware monsters schuil; bijna volmaakte moorden worden opgelost dankzij een postzegel of door een... spelfout; een moord wordt bekend omdat een haai een getatoeëerde arm heeft uitgebraakt. Die bizarre, dus levensechte tegenstellingen maken van elk verhaal een roman, mits de moord vindingrijk is en de rechtszaak moeilijk en vol verrassingen.
3 Het is opvallend hoeveel schrijvers inderdaad een moord als onderwerp voor een roman, of iets dergelijks, kozen. Ik zou de Nederlandse auteurs, met hun traditionele onderwerparmoede graag, en geheel gratis, een suggestie doen: werp in dit lexicon een blik. Wees er snel bij, want er is reeds lelijk uit geplunderd; uit de in Moord op alfabet genoemde gevallen door onder meer Jean Giono, R.L. Stevenson, Theodore Dreiser, Jakob Wasserman, Ernst von Salomon, Robert Graves, Jean Genet en natuurlijk door tal van detective-schrijvers. Maar ‘over’ zijn nog het verhaal van de moord op Eric Tombe door Ernest Dyer of die van Josephine Fischwald op haar zoon. Een interessante tip, die echter niet geheel gratis kan zijn, betreft mijn favoriete moordenares, Jeanne Weber. De Encyclopaedia of Murder, die een gedetailleerder verslag geeft, schrijft erbij: ‘Her story would make a sensational film in the manner of early Hitchcock, for it is full of strange, melodramatic touches.’ Mijn gironummer is op aanvraag verkrijgbaar.
Aan twee van de meest klassieke, bloederige gevallen uit de jaren twintig in Duitsland, die ook in Moord op alfabet voorkomen, zijn de laatste tijd afzonderlijke boeken gewijd, beide verschenen bij Rogner & Bernhard te München. Het eerste betreft een documentatie over de vampier van Düsseldorf, Peter Kürten, over wie in Nederland ‘De Commissaris’ H. Voordewind in 1956 al een boek schreef. Het tweede is een herdruk van het in 1925 verschenen en onvindbaar geworden boek van Theodor Lessing: Haarmann. Die Geschichte eines Werwolfs.
| |
| |
Haarmann beet zesentwintig jonge jongens de keel door, beeldschone jongens die hij meestal op 't station van Hannover oppikte, waar hij zich uitgaf voor politiebeambte. Inderdaad gaf hij de politie tips, maar dat is geen afdoende verklaring voor het feit dat de gendarmerie zo lang blind is geweest voor al die verdwijnende jongens (hoewel er in die jaren honderden verdwenen), voor hun kleren die Haarmann en zijn vriend Grans verkochten of aan hun eigen lijf droegen, het vlees van de jongens dat zij op de markt brachten. Hier is geen sprake meer van maatschappelijke dwaling of van burgerlijke huichelarij, hier ‘faalt een systeem’. Haarmann was een wonderlijk beest in een verziekte stad. Zijn levensgeschiedenis is er een van het zo befaamde ijzige hooggebergte, van het bankroet van een maatschappij die weldra zélf haar bloeddorstigheid en moordzucht, gelegaliseerd en geheiligd, zal botvieren. Wie dit boek van Lessing (hij schreef meer belangwekkends) leest krijgt, als hij dat nog niet heeft, een andere kijk op de wereld. ‘Ik heb nooit de bedoeling gehad die jongens om te brengen,’ vertelt Haarmann op het proces, dat door Lessing werd bijgewoond. ‘Soms kwamen ze steeds weer bij me terug. Dan wilde ik ze tegen mezelf beschermen. Ik wist: als ik het op mijn heupen heb, dan gebeurt er wat. Gehuild heb ik: “Laat me toch niet altijd zo wild worden”. Als ik wild werd, dan beet ik en ik zoog me vast. Urenlang gingen we tekeer. Ik ben maar moeilijk te prikkelen. De laatste tijd kwamen er steeds meer. En ik dacht vaak: God o God, waar moet dat heen? Ik heb me met mijn hele lichaam op de jongens geworpen. Ze waren uitgeput, doodmoe. Ik heb hun adamsappel doorgebeten, en ze soms tegelijkertijd met mijn handen gewurgd. Als ik het lijk zag stortte ik in. Dan maakte ik wat zwarte koffie voor mezelf. De dode legde ik op de vloer en ik deed een doek over zijn gezicht. Dan kijkt hij je niet zo aan. Ik opende met
twee sneden de buikholte en stopte de ingewanden in een emmer. Ik doopte een doek in het bloed, dat zich had verzameld in de buikholte en deed dat net zo lang, tot al het bloed was opgezogen. Eerst dan sneed ik met drie sneden de ribben naar de schouder toe open, schoof mijn handen onder de loszittende ribben en duwde net zo lang omhoog tot ze in de buurt van de schouders knakten. Daar sneed ik ze door en gooide ze weg. Nu kon ik bij het hart, de longen en de nieren, ik kon die in stukken
| |
| |
snijden en in de emmer stoppen. Ten slotte sneed ik de benen eraf; daarna de armen. Ik weekte het vlees van de botten los en gooide dat in mijn waszak. De rest van het vlees verdween onder het bed...’
Het verhaal van Haarmann brengt ademnood teweeg, biedt geen ontsnappingsmogelijkheid. Het is de emotieloosheid van de slager met zijn beest. Daartegenover staat Haarmanns grote liefde voor zijn vriend Hans Grans, die geld en kleren nodig heeft omdat hij er vriendinnetjes op nahoudt, en geheel op Haarmann parasiteert, een sluw en ‘primitief dier’. Hun relatie is uiterst complex. Een poliep en zijn uitzuiger, een symbiose. Tijdens het proces probeert Haarmann Grans te beschuldigen van medeplichtigheid, omdat hij niet zonder zijn enige liefde de dood in kan. ‘Niets menselijks is Haarmann vreemd.’
Het boek van Lessing staat vol gegevens, en ‘behoort tot de hoogtepunten’ uit de literatuur over moordenaars. De trieste, domme, onopvallende Haarmann werd het ‘monster’ uit een Duits kinderliedje van deze eeuw. Lessing noemt hem ‘een regiefout’ in de ontwikkeling van de beschaving, en hij laat niet af juist die beschaving te wijzen op haar heilloze tekortkomingen.
Moordenaarsboeken bieden niet enkel amusement, zoals u ziet, maar verleiden zelfs mij tot een ernstig woord. Het zij zo.
Van de eschatologie tot de komische noot: moorden hebben alles. Je kunt met Moord op alfabet en Haarmann genieten van het volle leven dat tegelijk al de kenmerken van de beste en gruwelijkste literatuur vertoont, en toch op je canapeetje blijven zitten, warm, buiten schot. |
|