Wij slaven van Suriname
(1934)–Anton de Kom– Auteursrecht onbekend
[pagina 31]
| |
moet men hem laten. Voordat de geroofde negers in Afrika werden ingescheept, werden deze slaven (onze vaders) gebracht in een loods, binnen de sterkte welke ter bescherming van deze verfoeilijke handel opgericht was. Men liet vervolgens de slaven den ganschen dag, natuurlijk onder scherpe bewaking, op een pleintje in de open lucht, en opdat hun huid er glanzend zou uitzien en de kooplust wekken, werden zij ingesmeerd met olie. Ook voedsel ontvingen zij in deze dagen genoeg, om niet door een verhongerd aanzien de koopers af te schrikken. Iederen avond, wanneer de zon onderging, werden zij dan in rijen geschaard en voortgedreven naar de loodsen, waar zij tot den volgenden morgen verbleven. Ten slotte werden zij één voor één voor den directeur-generaal gevoerd, waar zij onder toezicht van Europeesche chirurgijns nauwkeurig werden onderzocht. Volgens dit onderzoek werden dan de leverbaren van de zgn. onleverbaren gescheiden. Tot de laatsten rekende men de slaven, die ouder dan 35 jaar schenen en zij die verminkt waren of aan eenige ziekte bleken te lijden. Misten zij tanden, of hadden zij grijze haren, dan werden ze onder de goedkoopere soorten gerangschikt. De leverbaren werden nu opgesteld en aangeteekend en vervolgens, precies als vee, met een gloeiend ijzer op de borst gemerkt, waarbij het wapen of de naam der maatschappij in hun huid geschroeid werdGa naar eind10). Nadat het slavenschip te Suriname aangekomen was en de waar er door eenige dagen tamelijk goede voeding weer redelijk uitzag, werden de arme negerslaven gewasschen en vervolgens met vet en olie ingewreven, terwijl hun het haar in allerlei figuren, | |
[pagina 32]
| |
zooals sterren, halve manen en dergelijke meer geschoren werd, teneinde hen aan de bespotting en lachlust der toen zoo fijn beschaafde blanken prijs te geven. Daarna kon de verkooping beginnen.
De Hollander is ongetwijfeld een goed koopman. En waarom zou hij zijn winst niet verhoogen door te profiteeren van die natuurlijke eigenschappen, die God nu eenmaal ook in de menschen in een zwarte huid gelegd heeft? Ook de zwarte bezit nu eenmaal een zekere aanhankelijkheid jegens zijn vrouw en kinderen. Wanneer men den zwarte koopt zonder zijn gezin, is de kans niet denkbeeldig dat de kooper schade zal lijden, doordien de ‘vervloekte nikker’ straks wegvlucht, om te trachten zijn gezin weer te vinden. De heeren der Compagnie weten dit, en met opzet houden zij dus bij de verschillende partijen die onder de hamer komen den man en zijn gezin gescheiden, om zoo mogelijk den kooper te bewegen ook nog een tweede partij met vrouw en kinderen voor zijn rekening te nemen. Met welgevallen beschouwt de koopman van de Compagnie zijn waar. Het mag dan zijn dat de prijzen, als bij iederen handel, eenigszins rezen en daalden naar gelang van het aantal slaven dat aangevoerd werd, maar een sterke en gezonde neger bracht toch altijd zijn geld op. En gezond en sterk waren zij, onze vaders, voor het giftige vuurwater hun gestel verwoest had, voor de kiemen der malaria zich genesteld hadden in hun ondervoed lichaam. Gezond en sterk en schoon waren zij, deze natuurmenschen, onder wie slechts bij hooge uitzondering een lichaamsgebrek voorkwam. | |
[pagina 33]
| |
Nu worden, kort voor de vendu, de belangstellenden binnengelaten. Men laat de slaven (onze vaders) springen, draven en lachen op commando, men heeft hun aangeraden zich vriendelijk voor te doen om een goeden meester te krijgen. Een blanke kerel onderzoekt vrijpostig een bevallig tienjarig meisje, wier moeder gisteren door den koopman ondershands verkocht werd. Een wreed uitziende Europeaan grijpt een neger bij de kin en trekt zijn mond open om te zien of de tanden gaaf zijn. De slaaf moet zijn armspieren toonen, hij moet bukken, stappen en springen om te laten zien dat er niets mankeert aan zijn beenen. En overal om de uitgestalde waar verzamelen zich de toeschouwers, betasten de lichamen en bespreken de kwaliteit der waar onder elkander met de vrijheid bezoekers op een beestenmarkt eigen. Dan begint de officieele verkooping. Eén voor één of bij partijen worden de slaven vervolgens op het blok gesteld, waarbij de afslager hun goede hoedanigheden vaak met een grof en stuitend grapje afschreeuwt. Een snel gevecht zet in tusschen de verschillende bieders. ‘Mijn’.- En de slaaf wordt aan zijn nieuwen eigenaar overgeleverd, die hem of haar naar den brander brengt om de eerste letters van zijn naam op de huid van den slaaf te laten zengen. Het tweede brandmerk. Zoo begint de slaaf zijn nieuwe leven in Sranang. |
|