‘Sranang’, ons vaderland
Van 2 tot 6 graden Zuiderbreedte, van 54 tot 58 graden Westerlengte, tusschen het blauw van den Atlantischen Oceaan en het ontoegankelijke Toemoek-Hoemak gebergte, dat de waterscheiding vormt met het Amazone-bekken, gevat tusschen de breede waterstroomen der Corantijn en Marowijne, die ons van Britsch en Fransch Guyana scheiden, rijk aan ontzaglijke bosschen, waar de groenhart, de barklak, de kankantrie en de kostbare bruinhart groeien, rijk aan breede rivieren, waar reigers, wieswiesies, ibissen en flamingo's hun broedplaatsen vinden, rijk aan natuurlijke schatten, aan goud en bauxiet, aan rubber, suiker, banaan en koffie... arm aan menschen, armer aan menschelijkheid.
Sranang - ons vaderland.
Suriname, zooals de Hollanders het noemen.
Nederland's 12de en rijkste, neen, Nederland's armste provincie.
Tusschen de kust en de bergen sluimert onze moeder, Sranang, sedert duizend en nogmaals duizend jaren. Niets is veranderd in de dichte bosschen van haar onbekende binnenlanden.
De oerwouden van het hoogland schijnen verstard in een eeuwenlang zwijgen, pas tegen den nacht ontwaakt, als een verborgen muziek, het gonzende geruisch van duizenden insecten. Romantischer, maar tevens woester, is het landschap in de savannen en langs de rivieren. Slingering van lianen, die als draperieën neerhangen van de boomen, versperren den weg, wilde orchideeën bloeien, hier leven de schichtige patjiera's, capucijner aapjes banlanceeren op de takken, papegaaien laten hun schrille kreten