Strijden ga ik(1969)–Anton de Kom– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Lynch! Kinderen waren 't van zestien jaren. Slaven!.... de knoet sloeg het bloed uit hun rug. ‘Ruk in,’ zei de meester, ‘en vent mijn waren, en kom, als ze uitverkocht zijn, terug.’ Yes! Codjo! Mentor! en Present! Leeg zijn de manden, maar wat stuivers verloren. Terug? Dat is geeseling! Wie weet raad? Naar de bosschen en uitgewischt onze sporen! ‘Duivelsche nikkers!’ bromt 's avonds, de basja kwaad de Codjo! Mentor! en Present! Zij krijgen honger! Zij moeten ook eten. Naar de stad! brood stelen en weer in 't bosch. De meester laat de blanke soldaten het weten. ‘De woeste bloedhonden laten we los.’ Yes! Codjo! Mentor! en Present! Zij zijn gevangen, omringd door de blanken. Gevonnist ‘te voren’. De wet van het land! Zij worden met pek ingesmeerd en hun flanken gezet in de vlammen, en levend verbrand. Ha! Codjo! Mentor! en Present! Kan je 't goed zien, moeder? Zie je ze kronklen? De blanken klimmen voor 't zien op de daken. Schitterend schouwspel! Hun oogen fonklen. De vlammen drie naakte lichamen blaken. Zie! Codjo! Mentor en Present! [pagina 25] [p. 25] Het vuur springt omhoog! De vlammen zwermen om hoofd en schouders. Het vuur en de rook vreten hen op! O! hoor je ze kermen? Sambo! ga mee! ik moet kotsen, jij ook? A! Codjo! Mentor! en Present! Meêlij? Ach wat! De blanken spotten. Zie, hoe ze barsten van 't lachen als hoon. Dood zijn de jongens! Zwart zijn hun botten. ‘Krijgt niet de schurk eens zijn waardig loon?’ Yes! Codjo! Mentor! en Present! (Bewerkt naar A. de Kom) Vorige Volgende