Battaefsche vrienden-spieghel(1615)–Jan Sijwertsz Kolm– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio A4r] [fol. A4r] Sonnets: Op Ian Syvertsoon Kolms Treur en bly-Spel. VVIlt ghy de weyflery der looser lichter Vrouwen Eens affgheschildert sien? soo doorsoeckt eens dit Boeck, T'welck als een spieghel u sal klaarelijck en kloeck Al haer lichtveerdicheydt, en valscheyt doen aenschouwen. Die die te recht bedenckt, sal hem by sulcken houwen Met wien dat hy ontsweeft de gramschap en de vloeck, Des ijverighen Godts, wel die: zijn ondersoeck Min, als d'Ervaarentheyt van anderen vertrouwen In t'stuck van Boeldery: dat meestendeel doch gheeft, Ellende, Ramp en smaat, waar deur men end'lingh leeft, In jammerlijcken staat, van buyten, en van binnen Het Lichaam en de Gheest. Veneetsche Cinthia, Wat laat ghy hedensdaeghs al Susterlinghen na, Die immers alsoo slim bedrieghen die haar Minnen. Vervolch. Der Vrunden waare Liefd' en Aver-oude Trouw Is door Heer Delio an Laselva ghebleeken, In voeghen, dat ick niet vrymoedich dar wtspreeken, Wat dat ick voor het hooghst', of voor het grootsten houw. De broederlijcken Jonst of boosheyt vande Vrouw, Die verghen dorst an d'een, om d'ander te doorsteeken, Om dat hy was ghetrouwt, o spijt! o lust tot wreeken: Hoe haast, maar meest te laat, soo baar gy het berouw. De schalcke Cinthia soo knap als sy maar hoort De looghentijng straat-maar, van d'onghedoode Moort, Claaght sy den Moorder an, en leyt hem valsche laghen. O dubbelheyt deurtrapt: Wee hem die licht ghelooft, Leest met op-merck, en vlecht een Lauwer-crans om t'hooft Des Duytschen Rijmers, dies met eeren wel mach draghen. G.A. in Brederode. T'kan verkeeren. Vorige Volgende