Beknopte Nederlandse spraakkunst (onder ps. K. Holtvast)
(1938)–R.A. Kollewijn– Auteursrecht onbekend
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Uitspraak en spelling.A. Uitspraak.Ga naar margenoot+ § 225.Wij spreken in zinnen (§ 4). Die zinnen kan men verdelen in spreekmaten, b.v. hij-gaat-van-avond / tegen-'n-uur-of-acht / naar-de-komedie (3 spreekmaten). Spreekmaten zijn een melodische eenheid, een soort geluidsgolf. Ze lopen, als we het beeld ‘golf’ vasthouden, van dal tot dal. Achter elke spreekmaat is een kleine rust mogelijk. Zou men die rust in de spreekmaat leggen, dan zou het spreken onnatuurlijk klinken, b.v. hij gaat / vanavond tegen / een uur of acht naar / de komedie. Spreekmaten hebben, onder gelijke voorwaarden (b.v. van stemming) ongeveer gelijke duur. Komen er dus meer woorden in voor, dan worden deze vlugger uitgesproken. In zulke maten komen klankverbindingen voor (‘woorden’) waaraan men een zekere zelfstandigheid toekent daar men ze met overeenkomstige betekenis ook in andere zinnen aantreft. Ga naar margenoot+ Deze woorden bestaan of uit een enkele klankgroep (die in één ademstoot uitgesproken wordt, b.v. gaat, van, naar) of uit méér klankgroepen (a-vond, ko-me-die). Ga naar margenoot+ De klankgroepen bestaan op hun beurt soms uit één enkelvoudige klank (in welk geval de naam ‘klankgroep’ onjuist is), maar gewoonlijk uit twee of meer in elkander overgaande klanken (vgl. a met vond). Opmerking. Het komt een enkele maal voor, dat het gehele woord uit één klank bestaat, b.v. a! (bij verwondering); | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
u (het voornaamwoord); het toonloze e...! e...! (bij waarschuwing of bedreiging); sss! sj! (bij verwondering), enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 226.'n Spraakklank ondervindt in de regel de invloed van de voorafgaande of volgende klank (zie § 236). Veelal is die invloed eerst na langdurige oefening waar te nemen, maar soms is 't gemakkelijk genoeg. Iedereen kan horen dat de eerste klank van zien anders luidt in toezien dan in afzien, dat de eerste van kip met meer kracht wordt uitgesproken dan de voorlaatste van (hij) werkt, dat de door n aangeduide klank in toonbank anders luidt dan in tentoonstelling en in aankomst, en de door k aangeduide anders in zakdoek dan in zakportefeuille. Vlot sprekende zegt men: Wat segt se? (zie § 236.) - Wat iz de oorzaak? - Met cheen stokken kon men 'm de deur uitkrijgen. Opmerking. Dikwijls hoort men tussen twee klanken een overgangsklank, veelal de onduidelijke klinker: doorn (doren), lantaarn (lantaren). Vgl. ook melk, elk, werk, harp enz. Soms hoort men een andere overgangsklank, b.v. een zwakke p in hemd, een zwakke k in dringt enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 227.Hoe worden de taalklanken voortgebracht? De lucht komt bij het uitademen uit de longen in de luchtpijp vandaar in het strottenhoofd, dat voornamelijk uit stukjes kraakbeen bestaat, waartussen zich twee beweeglijke stembanden bevinden, van elkander gescheiden door de stemspleet. Bij het gewone ademen is de stemspleet open. Worden de stembanden zo dicht bij elkaar gebracht dat de uitgeademde lucht ze in trilling brengt, dan ontstaat, doordat de luchtkolom boven de stembanden meetrilt, het stemgeluid, de stem. Door meerdere spanning der stembanden, of door verkorting van het gedeelte dat trilt, waardoor het aantal trillingen per seconde groter wordt, wordt het geluid hoger. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Door verminderde spanning, of door verlenging van het trillende gedeelte, waardoor het aantal trillingen per seconde kleiner wordt, lager (denk aan een viool). Ga naar margenoot+ Opmerking: Wanneer men fluistert, is de stemspleet gesloten, en trillen de stembanden niet. De adem (die bij 't gewone spreken tussen de stembanden doorgaat), ontsnapt bij het fluisteren door een kleine, achter de stembanden gelegen, opening.
Ga naar margenoot+ Bij het neuriën kan men alleen de ‘stem’ doen horen, zonder spraakklanken.
Door het strottenhoofd komt de lucht in mond- en neusholte, die met de ruimte boven de stembanden als resonator dienst doen. Ga naar margenoot+ Bij 't uitspreken van de meeste klanken verwijdert de lucht zich door de mond; bij sommige (zoals m) door de neus. Opmerking: Om na te gaan of bij een bepaalde klank lucht door de neus ontwijkt, houde men daar bij 't uitspreken een spiegeltje onder en zie of het bewasemd wordt.
Ga naar margenoot+ Bij het uitspreken van niet weinig klanken wordt het ontwijken van de lucht zodanig in de mondholte bemoeielijkt, dat de spreeklucht of naar buiten schuurt (b.v. f en s) of eenGa naar margenoot+ ogenblik geheel afgesloten wordt, zodat er enige druk nodig die afsluiting te verbreken (b.v. bij p, k, d). Wij kunnen nu onderscheiden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 228. I. Openmondklanken.Bij het gewoon uitspreken van de openmondklanken of klinkers (wanneer men fluistert is 't anders!) trillen de stembanden. De klinkers hebben dus ‘stem’. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Men onderscheidt de enkelvoudige klinkers (gewoonlijk kortweg klinkers genoemd), van de tweeklanken, d.z. twee klinkers die geleidelijk (en in dezelfde klankgroep) in elkander overgaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||
§ 229.De Nederlandse taal heeft een groot aantal klinkers, waarvan de voornaamste zijn:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Opmerkingen. 1o. De uitspraak wordt soms door de klemtoon gewijzigd. Zo is de ie in dierage niet geheel gelijk aan de ie in dier, de e in de eerste lettergreep van verkopen anders dan de e in in- en verkoop, de o in de klok loopt voor, verschillend van die in het is kwart voortwaalven. In een en hetzelfde woord kan de uitspraak van een klinker verschillen, naarmate men deftig of vertrouwelijk spreekt. Let b.v. op de e van generaal, de a van kameel, de ij van belangrijk enz. Zo hoort men naast aan an, naast daar d'r, enz. Ga naar margenoot+ 2o. De klinkers in water, leven, leren, boom, boter, boor, niet, riepen, stieren, boek, veulen, enz. noemt men vrij, omdat ze dikwijls op het eind van een klankgroep voorkomen, de klinkers in hak, bed, lip, dof, knor, mud enz. gedekt, omdat er nagenoeg altijd een medeklinker op volgt. Ga naar margenoot+ 3o Genasaleerde klinkers, waarbij de adem gedeeltelijk door de neus ontwijkt, horen wij o.a. in onmacht, lamp, ben je, oranje, kindje. 4o. Bij het zogenaamd ‘door de neus praten’ ontwijkt de lucht juist niet door de neus. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 230.Tot de tweeklanken behoren ai (het tussenwerpsel), aai (fraai, zaaien), ei, ij, (weide, prijzen), ui (lui), ooi (mooi), oei (vermoeid); aau (het tussenwerpsel), ou, au (oud, klauteren), eeu (geeuw), ieu (nieuw); ui (kuip).
Opmerkingen. 1o. In bui, luiaard enz. hoort men een tweeklank waarvan de eerste klinker een gedekte ö is (als in het Duitse Götter) en de tweede een klank tussen i en j in. 2o. De tweede klank van ai, ei, (ij), aai, ooi, oei staat eveneens tussen i en j in; men kan het ook zo uitdrukken: die tweede klank is een zéér korte i die in j overgaat. 3o. De tweede klank van eeu, ieu ou (au) is een zeer korte oe die in w overgaat. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 231.Bij het uitspreken van klinkers en tweeklanken lette men er o.a. op:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 232. II. Vernauwings- en ontploffingsklanken.De klanken waarbij de mond hier of daar aanmerkelijk vernauwd wordt, noemt men medeklinkers. Die vernauwing kan op verschillende plaatsen van de mond tot stand komen; vooraan, in 't midden, achterin. Soms schuurt de lucht geleidelijk door een nauwe opening (f, s, g enz.); soms wordt de doortocht een ogenblik geheel afgesloten (b, d, k enz.), soms blijft de mond gesloten en ontwijkt de lucht uitsluitend door de neus (m, ng). | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 233.Wij kunnen de medeklinkers als volgt indelen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Opmerkingen: 1o. Er zijn twee verschillende r's. De ene ontstaat door het trillen van de tongpunt, de andere door het trillen van de huig. 2o. Bij het uitspreken van de l drukt men de tongpunt tegen het hard verhemelte. De adem ontsnapt dan aan weerszijden (of aan één zijde) van de tong (vandaar de naam: zij medeklinker). 3o. Dat sj (b.v. in haasje) en zj (b.v. in garage, verbaasje daar niet over) enkelvoudige klanken zijn, kan men gemakkelijk waarnemen als men ze lang aanhoudt. Ga naar margenoot+ 4o. Bij de opsomming van de medeklinkers ontbreekt de h. Evenals de klinkers is ook de h een openmondklank. Bij het uitspreken van de h liggen de stembanden echter niet zó dicht bij elkaar als bij de klinkers. Toch is de stemspleet zoveel vernauwd dat het voorbijschuren van de uit de longen komende lucht hoorbaar wordt; dit schuren veroorzaakt het h-geluid. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 234.Hebben de klinkers bij 't gewone spreken altijd ‘tem’, onder de medeklinkers zijn zowel stemhebbende (stembanden zo dicht bij elkaar, dat ze trillen) als stemloze of geademde (stembanden zover van elkaar, dat ze niet kunnen trillen). Stemloze zijn: f, s, sj, ch; p, t, tj, k (kalf). Ook veelal de g en de h. Stemhebbend zijn gewoonlijk: w, z, zj, j (soms g en h); b, d, k (lokduif), m, n, nj, ng, r, l. Opmerkingen. 1o. De stemspleet is dus het wijdst bij het gewone geruisloze ademen en bij het uitspreken van de stemloze medeklinkers; nauwer bij de h; nog nauwer bij de klinkers en stemhebbende medeklinkers; gesloten bij het fluisteren (vgl. voor dit laatste § 227, Opmerking). 2o. Het is niet altijd gemakkelijk te horen of een klank ‘stem’ heeft of niet. De eenvoudigste manier om zich er van te overtuigen is deze: men houde bij 't uitspreken de | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
oren dicht. Trillen de stembanden, dan hoort men behalve de klank een brommend geluid (b.v. bij vvvvv); trillen de stembanden niet, dan verneemt men ook niets van dat brommen (b.v. bij fffff). | |||||||||||||||||||||||||||||||
§ 235.Als men de stemhebbende medeklinkers z, v of g zonder stem uitspreekt (bij fluisteren of bij assimilatie: § 236), krijgt men de overeenkomstige stemloze klanken. Ga naar margenoot+ Deze onderscheiden zich van de stemloze s, f of ch (soep, fier, chloor) door minder forse articulatie. Deze minder fors gearticuleerde, medekl. noemen we los, de fors gearticuleerde heten vast. Ook bij de ontploffingsklanken komt dit verschil voor, maar is voor onze taal van minder belang. Opmerking: Als men meerdere keren, afwisselend v en f of z en s uitspreekt, is dit verschil in articulatiekracht duidelijk voelbaar. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 236.Men spreekt van assimilatie wanneer een klank geheel of gedeeltelijk gelijk wordt aan een volgende of voorafgaande klank. Assimilatie hebben wij o.a. in de volgende gevallen: Wordt een los stemhebbend ontploffingsgeluid door een vaste stemloze medeklinker voorafgegaan, dan wordt die vaste los en stemhebbend. Zo spreekt men uit: obbeuren, doobboek, houdduif, korvbal, avbraak, alzdan. Let ook op: zakdoek, bakboord, waarin men een losse stemhebbende keelklank hoort, die geen ontploffingsgeluid is. Wordt een stemhebbend, los schuringsgeluid (g, v, z) door een vaste stemloze medeklinker voorafgegaan, dan verliest het stemhebbende, losse schuringsgeluid zijn stem en blijft los (§ 235) op Vrijdag (geen vaste f); afzeggen (geen vaste s); opgang (geen vaste ch). Een veel voorkomende fout is, dat men een vaste klank in pl. van een losse articuleert. Vb.: Hij stierf op see en nog feel meer. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Voordragers trachten deze fout te vermijden door een minstens zo erge fout; ze voegen tussen de betreffende klanken de onduidelijke klinker e(∂). Aldus: De zeewind ∂ zong in 't ∂ zeil. Deze fout, die berust op 't onvermogen losse klanken van vaste te onderscheiden, neemt, vooral door radio-voordrachten, schrikbarend toe. Volgt op de n een klankgroep die met een lipklank begint, dan zal men in het vlotte spreken geneigd zijn de n in de lipklank m te doen overgaan: onbehoorlijk, toonbank; volgt op de n een keelklank, dan begint die n op ng te lijken: aankomst, ingang, onklaar. Vgl. § 226. Opmerking. Hoe deftiger men spreekt hoe minder men de assimilatie invloed laat krijgen. Vgl. onmogelijk met ommogelijk, toonbank met toombank. In dialectische en vooral ook in platte uitspraak daarentegen heeft de assimilatie een zeer grote macht. Men denke aan zujje (voor zul je), kajje, zaddoek, hebbeme (voor hebben we; de m is een neusklank als de n, en een lipklank als de w: m staat dus in zekere zin tussen n en w in). | |||||||||||||||||||||||||||||||
§ 237.De beschaafde taal in het ene deel van het land wijkt in enkele opzichten af van de beschaafde taal die in een ander deel wordt gesproken. Zo hoort men naast de uitspraak -en (onduidelijke -e gevolgd door -n) die in het Noordoosten gebruikelijk is, in het grootste deel van het land -e (zonder de n-klank). Waar het 't meervoud van de zelfstandige naamwoorden betreft en de werkwoorden, is hierop reeds gewezen (§§ 56 en 133). Maar ook in andere gevallen doet zich hetzelfde verschijnsel voor. Men lette b.v. op de enkelvoudige zelfstandige naamwoorden deke(n), mole(n), ove(n), op bijvoeglijke naamwoorden als ope(n), dronke(n), tinne(n), op telwoorden als zeve(n) en nege(n), op bijwoorden en voorzetsels als tege(n), tusse(n) enz. Opmerking. Bij het lezen van gedichten geeft men de voorkeur aan de vormen met -n. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
B. Spelling.Ga naar margenoot+ § 238.De spelling leert de woordklanken door lettertekens aanduiden. Men kan de spelling noemen: het kleed waarin het woord zich aan het oog vertoont. Evenmin als de kleren de man maken, maakt de spelling het woord. Men hoede zich er derhalve voor, het geschreven woord voor het eigenlijke woord te houden. Of men boomen spelt dan wel bomen, juffrouw of jufvrouw, ontfangen of ontvangen, het woord (de klank) blijft hetzelfde. Vondel schreef: ‘Ziet Joseph, Rachels zoon, en Jakobs staf en stut, Hier slaepen in de hey, by dien bemoschten put; Waer langs de heirbaen loopt naar Dothan, en die weien, Daer hij zijn broeders zoeckt...’ Wanneer wij dit hardop lezen, hebben wij geen reden om te vermoeden dat de klank van deze woorden, sedert Vondel ze schreef, noemenswaard veranderd is, ofschoon in de aanduiding van die klank, in de spelling, tal van wijzigingen zijn waar te nemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Lettergrepen.Ga naar margenoot+ § 239.Verdeelt men de gesproken woorden in klankgroepen, de geschreven woorden dient men bij lettergrepen te kunnen afbreken, als men op het eind van een regel niet het gehele woord waarmede men bezig is, kan neerschrijven. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 240.De hoofdregel voor de verdeling in lettergrepen is: richt u bij het afbreken van de geschreven woorden naar de verdeling in klankgroepen. Voorbeelden: Ge-woon-lijk; on-der-daan; dee-moe-dig; lie-ve-ling. Ga naar margenoot+ Bij samengestelde woorden scheidt men bij 't schrijven de delen van de samenstelling: | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aard-a-ker (niet volgens de klank: aar-da-ker), waar-om (niet waa-rom), recht-uit (niet rech-tuit), ge-laats-trek (niet ge-laat-strek), aard-rijks-kun-de enz. Ga naar margenoot+ Bij afgeleide woorden scheidt men voor- en achtervoegsels van het grondwoord: on-eens, jong-ste, oort-je (klein geldstuk, oort), oor-tje (klein oor). Uitgezonderd bij achtervoegsels die met een klinker beginnen, zoals -er, -aar, -ier, -ig, -en, -in. Dus: zoe-ker, zon-daar, le-raar, le-perd, tui-nier, her-ber-gier; ge-wel-dig, hol-o-gig, gou-den, be-rin, kle-dij enz. Maar de woorden op -aard, -aardig en -achtig volgen de hoofdregel: Vals-aard, roodachtig. blood-aard, snood-aard, vrees-achtig, wreed-aardig. Opmerkingen. 1o. Nu en dan is het twijfelachtig waar de nieuwe klankgroep begint en kàn men dus niet afgaan op de klank. In woorden als beste en zuster b.v. zou men met evenveel recht kunnen volhouden dat de tweede klankgroep vóór als nà de s begint. Vgl. ook knipogen, klimop. - In paarl, hoorn, kunnen wij evengoed twee klankgroepen aannemen als één. 2o. Men is gewoon de tekens ng, sj, tj, stj, ook als zij ondeelbare klanken aanduiden (stj = sj), bij verdeling van lettergrepen te splitsen: zin-gen, ver-lan-gen, wals-je, kans-je, hout-je, kant-je, kast-je. Ga naar margenoot+ 3o. De ch splitst men niet, maar men voegt haar bij de tweede lettergreep: la-chen, ku-chen, bo-chel, goo-che-laar. 4o. Woorden als paatje, parapluutje, strootje breke men op het eind van een regel liever af pa-tje, paraplu-tje, stro-tje, dan paat-je, parapluut-je, stroot-je, of paa-tje, parapluu-tje, stroo-tje. Opmerking. Lettergrepen die eindigen op een klinker of een tweeklank, noemt men open, die eindigen op een medeklinker gesloten. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Spelling van woordklanken.§ 241.Daar het aantal klanken in onze taal veel groter is dan het aantal lettertekens en lettertekenverbindingen (als | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ ei, au, oe, ng, sj), kan het niet anders of nu en dan worden verschillende klanken door een zelfde letterteken aangeduid. Ook wil het gebruik, de gewoonte, dat dit somtijds geschiedt waar het niet nodig zou wezen. De p in klopt is een minder krachtig ontploffingsgeluid dan de p in pot In geur en keus zijn de door eu aangeduide klanken verschillend, maar men heeft voor die twee klanken slechts één teken. In lat en vader zijn de door a aangeduide klanken óók verschillend, maar men zou ze desverkiezende door verschillende tekens (a en aa) kunnen aanduiden. Vergelijk nog de verschillende klanken in lust en buren; in: huldeblijk en vreselijk; in: de, vet, meting, tering, weledele. in: tarbot, aanbod, loten, verloren, amazone. Ga naar margenoot+ Het omgekeerde komt ook voor: namelijk dat men b.v. om de gelijkvormigheid (zie § 243), of om iets te doen blijken aangaande een oudere vorm van het woord, gelijke klanken met verschillende tekens spelt. Vergelijk b.v. de schrijfwijze artikel en fabrieken, blauw en vrouw, rijden en scheiden; dan de spelling van de onduidelijke klinker in wonen, woning, gewoonlijk, Dokkum, Stavoren; de spelling van de eindmedeklinkers in woorden als tob en slop, paard en staart, zag en ach; Van middenmedeklinkers als in ader, en adder, zetel en zitten, jasje en kastje, lachje en vrachtje enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 242.Uit het voorgaande blijkt dat we in de spelling niet kunnen volstaan met de hoofdregel: duid de klanken die in de beschaafde uitspraak gehoord worden, door de voor die klanken aangenomen lettertekens aan. Wij volgen die regel wèl in: schop, aanvang, toekomst, | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
muildier enz., maar niet in paard (uitgespr. paart), ontvangen (uitgespr. ontfangen), potdeksel (uitgespr. poddeksel) enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 243.We kunnen dan ook niet buiten een tweede regel: een zelfde woord of woorddeel wordt zoveel mogelijk met dezelfde lettertekens geschreven. Vandaar de schrijfwijze tob (om het meerv. tobben), bord (om het meerv. borden), berg (bergen), hij zegt (zeggen), kastje (met t, naast kast) enz. De deelwoorden van de w.w. met het voorvoegsel be-, ge-, her-, er-, ont-, ver-, die 't zelfde klinken als de teg. tijden, worden met d geschreven, omdat ze als adjectieven behandeld worden, en in de verlengde (verbogen) vorm de d gehoord wordt. Dus hij betaalt, heeft betaald; het gebeurt, is gebeurd; hij herhaalt, heeft herhaald; hij erkent, heeft erkend; men onthoofdt, heeft onthoofd; hij vertelt, heeft verteld. Opmerking. Er mag nog wel eens nadrukkelijk op worden gewezen, dat wij hier te doen hebben met een spellingregel. De spelling kastje, grachtje mag natuurlijk geen aanleiding zijn tot het uitspreken van die t! | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 244.De derde regel, die der afleiding is de moeilijkste, omdat hij rekening houdt met de afleiding, d.i. met een oudere vorm van een woord, die bij de meeste schrijvenden onbekend is. Hierop berust o.a. de spelling van ei-ij (zie § 253 en 254) en die van -sch in de uitgang -isch (oud-Germ. -isko; Lat.-icus; Fr.- ique) (zie § 260). | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 244,1.De ontwerpers der vorige spelling waren De Vries en Te Winkel. De spelling, die hier behandeld wordt, de compromis-spelling, heeft vele regels overgenomen van de spelling der Vereniging tot vereenvoudiging van onze spelling (spelling-Kollewijn), naar den ontwerper Dr. R.A. Kollewijn. De spelling is een compromis tussen de spelling De Vries en Te Winkel en die van Kollewijn. Ze wordt, al is het ook ten | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
onrechte, de spelling-Marchant genoemd, naar den minister, onder wiens bestuur ze in 1934 ingevoerd is. De veranderingen in de spelling, aangegeven in een K.B. van 28 Juli 1937, zijn, zover mogelijk, verwerkt in § 66, opm. 3o. en § 67, 3o. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 245.Weinig talrijk zijn de gevallen dat men zich in de spelling richt naar de analogie (overeenkomst), zoals in oorlogsschip waarin men een tussenletter schrijft omdat die ook voorkomt in oorlogsvloot; dorpsschool; stationschef e.a. De spelling van de teg. tijd, onvoltooid, enkelv. der werkwoorden, waarvan de stam op d eindigt (worden, houden etc.) berust ook op analogie. Men schrijft in hij wordt, houdt enz. een t achter de stam, naar analogie der vormen hij loopt, valt, waar men de t hoort en schrijft. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 246.Nu en dan houdt men zich niet aan de bovenvermelde regels, maar volgt het gebruik, zoals in de spelling thans (te-hand-s), waarin men de vroegere h wél, maar de d niet schrijft. Ook schrijft men alleen (= al-een) naast aloud. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Klinkerspelling.§ 247.De gedekte a, e, o en u schrijft men met het enkele teken: vat, pot, ster, bed, hok. Ga naar margenoot+ De vrije a, e, o en u schrijft men in gesloten lettergrepen met het dubbele teken: raaf, been, rood, uur. In open lettergrepen schrijft men de vrije a, e, o en u met het enkele teken; dagen; benen, fluwelen, redeneren, leraar; belonen, bonen, groter, meedogend; vuren. Opmerkingen: 1o. In paatje (verkleinw. van pa) slaatje, laatje, strootje, zootje, canapeetje, parapluutje enz. schrijft twee a's, e's, o's of u's op 't eind van een lettergreep, om verkeerde uitpraak te voorkomen. 2o. In de woorden goochelen, goochem en loochenen, als- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
mede in hun afleidingen en samenstellingen schrijft men de vrije o op 't eind van een lettergreep met het dubbele teken, om verkeerde uitspraak te voorkomen (vgl. rochelen, bochel e.a) 3o. In woorden als mooie, strooien, bloodaard, snoodaard, leeuwen, eeuwig, wreedaard, hebben we een gesloten lettergreep; daarom dubbele ee en oo. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 248.De vrije e, aan 't eind van een woord, alsmede in de afleidingen en samenstellingen van die woorden, wordt met het dubbele letterteken geschreven, dus: zee, mee, twee, wee, vee; zeeslang, meenemen, tweede, weeïg, weemoedig, veedief. Opmerkingen: 1o. In vreemde woorden: abonné, habitué, canapé e.a. schrijft men de vrije e met éen letterteken. 2o. Tweede is een afleiding van twee. Mede, rede, trede, vrede zijn echter geen afleidingen van mee, ree, tree, vree. Deze laatste woorden zijn door samentrekking uit de eerste gevormd. Men schrijve dus: medenemen, meenemen; vredelievend, vreelievend, enz. 3o. In enkele samenstellingen treffen we woorden op ee aan, waarvan het simplex niet meer voorkomt. Hier schrijve men: ee; bv. leewater, deemoed, meekrap, sleedoorn (dial. slee = stroef.) 4o. Plantkundige namen schrijve men met ee: ranunculaceeën, rosaceeën. | |||||||||||||||||||||||||||||||
§ 249.Eigennamen en daarmee gelijk te stellen plaatsnamen worden niet overeenkomstig de regels der compromisspelling geschreven. Opmerkingen: 1o. Voor eigennamen spreekt het vanzelf, dat ze onveranderd blijven: Ooverbosch blijft zo. Ga naar margenoot+ 2o. Plaatsnamen worden pas volgens de compromis-spelling geschreven, als die namen officieel omgespeld worden. Tot nader order schrijven we dus: Heerenveen, Oudenbosch, Waterloo, Hoenderloo. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
3o. Straatnamen worden volgens de regels der compromisspelling geschreven: Leidseplein, Herengracht, Fransestraat. Ook adjectieven, van aardrijkskundige namen afgeleid: Nederlands-Indië, Padangse bovenlanden. Van plaatsnamen op-sch worden adjectieven met-sch gevormd: Bossche-koek. 4o. Namen (vertaalde) van vreemde landen en steden worden volgens de compromis-spelling geschreven: Wenen (Wien) Duitsland, Verenigde Staten, Rode Zee, Brits-Indië enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||
§ 250.Men lette op de deelwoorden naast de verleden tijd: men verbreedde de straat; de verbrede straat; hij kleedde zich, de geklede jas; men pootte de bonen, de gepote bonen; hoe heette hij, hij is aldus geheten. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 251.I en ie. De gedekte klinker schrijft men met het teken i: pit, dik. De vrije klinker schrijft men in gesloten lettergrepen met het teken ie: lied, hier, niet, republiek. Uitzondering: Men schrijft de vrije klank met het enkele teken i in de uitgang -isch: Frankisch, afgodisch. De vrije klinker schrijft men in de open lettergrepen van inheemse woorden met ie: dienen, kiezen, verdrietig, wielewaal. In open lettergrepen van bastaardwoorden schrijft men soms i en soms ie. En wel ie: 1o. op het eind van een bastaardwoord: melodie, reliquie, genie, evangelie; 2o. in het meervoud van deze woorden, indien de hoofdtoon op de ie valt: melodieën, reliquieën, genieën enz. Maar: tragediën, evangeliën enz.; 3o. in afleidingen van woorden op -ief, -iek, -iet, als de hoofdtoon op de ie valt: tarieven, fabrieken, Israëlietisch. Maar: Israëlitisme, republikeins, fabrikant enz. Opmerkingen: 1o. Men lette op de spelling met i | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
van woorden als: provisie, missive, notitie, visite, pyramide. 2o. In bijzonder (bizonder), grijnen (grienen), wordt de ie-klank zowel door i (ie) als door ij aangeduid. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 252.De spelling van de klinkers oe en eu levert geen moeilijkheden op. Alleen zij men er op verdacht dat het teken eu in een aantal vreemde en bastaardwoorden dient om de ui-klank voor te stellen: propaedeutisch, eureka, eugenese enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Spelling van de tweeklanken.Ga naar margenoot+ § 253.ei en ij. De tekens ei en ij duiden dezelfde klank aan. Ei schrijft men: 1o. in de achtervoegsels -heid, -lei en -teit: lieftalligheid, velerlei, absurditeit; 2o. in woorden waarin de ei-klank uit ag of eg is ontstaan. B. v. meid (maagd), teil (tegel), gezeid (gezegd); 3o. in aan het Frans ontleende woorden, wanneer deze in die taal geen i-klank hebben: feit (fait), lakei (laquais), pastei (pâté), porselein (porcelaine) enz. Let verder op de woorden: feil (fout), beitel, steiger, balein, steil (het bijv. naamw.), weids, uitweiden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
§ 254.IJ schrijft men: 1o. in sterke werkwoorden: bijten, strijden, rijden, lijden. Uitzondering: scheiden; 2o. in aan het Frans ontleende woorden, wanneer de oorspronkelijke taal i heeft. B. v. andijvie (endive), anijs (anis), verbrijzelen (briser), fijn (fin) enz. Let verder op de woorden: fijt (zweer), ijk (merkteken), stijl (manier), vijl (werktuig), dozijn, bijt (in 't ijs), neervlijen, in 't gevlij komen. Opmerking. Wie Fries of een Oostel. dialect kent, kan de zo goed als algemene regel toepassen, dat dial. ie-klank = ij en dial. ei- of è-klank = ei. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
§ 255.Au en ou. De tekens au en ou duiden dezelfde klank aan. Ga naar margenoot+ Au schrijft men o.a. in gauw, nauw, klauteren, snauwen, wauwelen, knauwen, kauw (peul), dauw. Ou in kouw (kooi), vouw, spouwen, kouter, douwen, enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||
§ 256.De spelling van de andere tweeklanken: ai (tussenwerpsel), aai (b.v. zwaaien, aanwaaiing), ui, oei (b.v. loeien, vergroeiing), ooi (b.v. hooien, voltooiing) eeu(w) (b.v. leeuwen) en ieu(w) (b.v. vernieuwen) levert weinig moeilijkheden op. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 257. De onduidelijke klinker.De onduidelijke klinker wordt meestal aangeduid door het letterteken e. B.v. vader, beginnen, Zaterdag. Door i vóór g, k, ng, nk: zondig, akelig; havik, monnik, hinniken; koning, lening; koninkrijk, harinkje. Vóór s soms door e, soms door i: tantes, groentes, hommeles, alles, luiwammes, Johannes, dreumes, (meerv. dreumesen); vonnis (meerv. vonnissen), commissaris (meerv. commissarissen). Vgl. § 269. Door ij (in de uitgangen -lijk en -lijks): gewoonlijk, dagekijks. Door u in enige plaatsnamen: Dokkum, Gorkum, Bussum (de door u aangeduide klinker is niet onduidelijk in Hilversum en Blaricum). Door o in Stavoren (spreek uit: Staveren). Door een ' in: 't, 'n. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Spelling van de medeklinkers.Ga naar margenoot+ § 258.Spelling van de b, p, f, v, w. Hierbij valt te letten op de spelling tob, tobje, naast het meerv. tobben (om de gelijkvormigheid). Daarentegen wordt in dief, dieven; zalf, zalven de uitspraak nauwkeurig weergegeven (in strijd met de gelijkvormigheid). Evenzo in | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
verderfelijk, sterfelijk, begrafenis. De uitgangen -lijk en -nis verscherpen de voorafgaande v tot f; ook d tot t en z tot s (zie § 259: beeltenis, verbintenis) vreselijk. Naast vonkelen (in letterlijke zin) en ontvonken spelt men fonkelen (figuurlijk) en fonkelnieuw. Ga naar margenoot+ Naast wr hoort men niet zelden vr: wraak (vraak), wreed (vreed) enz. In erwt schrijft men een w die niet in het woord wordt gehoord. | |||||||||||||||||||||||||||||||
§ 259.Spelling van de d, t; s (sch), z. Ga naar margenoot+ D en t. Let op paard, paardje naast paarden; (vgl. reis naast reizen). Ook in de woorden op -aard en -erd wordt de d als slotmedeklinker geschreven: lafaard, flauwerd, dikkerd. Men spelt kruid als een gewas, en kruit als een poeder bedoeld wordt. Dus ook rattenkruit. - Naast Brabant, Brabander; bijdehand - bijdehante. Met een d spelt men: gids, sinds, ginds, reeds, loods; maar gewoonlijk schrijft men een t voor de s: koets, knots, mits enz. Ook spelt men met t: verwanten, gezanten, ritmeester, litteken, beeltenis, verbintenis. (zie voor deze laatste woorden § 258). Ofschoon in Kerstdag, Kerstmis, Kerstfeest veelal geen t wordt uitgesproken, wordt ze in de genoemde woorden geschreven. De t-klank van thans, althans, thuis en van bastaardwoorden als thee, theater, theologie enz. spelt men met th. Maar men schrijft nochtans en Drente. Ga naar margenoot+ S (sch) en z. Let op de spelling enigszins, anderszins, geenszins, veelszins. De scherpe sisklank van zestig, zeventig, een en zestig, acht en zeventig wordt met z geschreven. In zes en zeven is de beginklank zacht. Met z schrijft men pelzen, bunzing. Vlees heeft het meerv. vlezen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 260.De klank s, wordt geschreven met het letterteken s, uitgezonderd in het achtervoegsel isch (§ 244). Men schrijve dus: een hese stem, fris weer, met Pasen, vissen, ruisen, boers, weidse titels; Duits, Chinese rovers, Franse schoenen, Lombardijse vlakte, Bredase, weergase enz. Verder: logisch, komisch, egoïstisch, Indisch. Opmerking: 1o. Ook in Balisch, Kedirisch, waar eigenlijk geen achtervoegsel isch staat, spelt men -isch. Overschie, Krommenie worden als adj. natuurlijk Overschiese, Krommeniese (let ook op het accent). 2o. Woorden als schrijven, schrik, verschrompelen worden in beschaafd Nederlands verschillend uitgesproken. Velen doen een ch vóór de r horen, anderen niet. Men schrijft sch. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 261.Men hoort de losse z in: gemzen, bonzen, suizen. Daarentegen de vaste s in: dansen, kousen, pausen, bruisen, kruisen, walsen, kransen, versagen. De spelling richt zich hier naar de beschaafde uitspraak. Men schrijft te zamen (ofschoon hier gewoonlijk een vaste s-klank gehoord wordt), maar samen (zonder te); Zij waren te zamen. - Zij gingen altijd samen. - Samenkomst. Een losse z (volgens de uitspraak) in: verzamelen, inzamelen, gezamenlijk. De s-klank wordt (om de gelijkvormigheid) in zestig, zeventig door een z aangeduid. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 262.Men lette op de schrijfwijze van de woorden hemeling, edeling naast adellijk en middellijk. Vergelijk ook alleen met weleer en aloud. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 263.Aan het eind van allerwegen, halverwegen en bezijden schrijft men een n. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 264.Spelling van g en ch. Men schrijft berg, bergje naast bergen om de gelijkvor- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
migheid, ofschoon de slotmedeklinker van berg stemloos is. Eveneens gebergte, hoogte naast bergen, hoge. Men lette op de spelling van beweeglijk, draaglijk, ontzaglijk, heuglijk, genoeglijk, werktuiglijk, walglijk, waarin men de stemloze klank met g schrijft, maar de onduidelijke klinker voor de uitgang lijk niet in de spelling aanduidt. Daarentegen wordt die onduidelijke klinker wel geschreven in de woorden mogelijk, degelijk, dagelijks, die een zachte g-klank hebben. Met ch schrijft men richel, tichel, hachelijk, loochenen (vergelijk logenstraffen). Ga naar margenoot+ Het bijwoord nog (dat betekent ‘daarbij, daarenboven’) spelt men met g, het voegwoord noch (‘niet’) met ch. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 265.Ng en nk. Wordt na ng een k-klank ingelast, dan duidt men, evenals b.v. in de woorden bank, flink, dronk enz. de klanken ngk aan door nk: jonkheid; sprinkhaan; gevankelijk; kettinkje enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 266.Sj. Men spelt sjofel, sjouwen, sjorren, sjees, sjerp. (Ook meisje, sijsje, zusje enz.). Diezelfde klank wordt met stj gespeld in vestje, beestje, kastje, enz. (waarin men een t schrijft om de gelijkvormigheid: vestje van vest enz.); met sch in schacheren (ook sjacheren), Schach (van Perzië, ook sjah), en met ch in chinaasappel (van China, niet van Messina), (meest sinaasappel), chirurgie, charade enz. De stemhebbende sj (zj) duidt men in bastaardwoorden veelal aan door g (bougie, rage). | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Verdubbeling van medeklinkers.§ 267.Men maakt in de spelling geen verschil tussen enkele en dubbele medeklinkers om verschil van uitspraak | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
tussen die medeklinkers aan te duiden: de p in knapen wordt uitgesproken als de p in scheppen. Maar men verdubbelt een medeklinker (in de spelling!) om te kennen te geven dat de voorafgaande klinker gedekt is: tobben, padden, treffen, leggen, hokken, vallen, kammen, binnen, koppen, sarren, passen, putten.
Opmerkingen. 1o. De v en de ch verdubbelt men niet, al is de voorafgaande klinker gedekt: grove (uitgesproken grove en grovve); lachen, pochen, richel. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 268.Na een vrije klinker of een tweeklank verdubbelt men de medeklinker niet; waarop men vooral te letten heeft bij de s: geselen, vreselijk, pausen, IJsel, Pruisen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 269.Ook na de onduidelijke klinker wordt de medeklinker niet verdubbeld. Dus engelen, dreumesen, haviken, perziken, Dokkumer. Uitzondering: de s van de woorden op -is wordt in 't meervoud wèl verdubbeld, b.v. vonnissen, notarissen, enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 270.Het kan gebeuren dat ten gevolge van vervoeging, afleiding of samenstelling, twee gelijke medeklinkers naast elkander komen te staan. Van verdubbeling in de zin die wij hiervóór aan het woord hechtten, is dan geen sprake; en derhalve kunnen die twee gelijke medeklinkers zeer wel onmiddellijk op een vrije klinker, een tweeklank of een onduidelijke klinker volgen; hij haatte, smeedde; verglaassel, aannemen, kookkachel, kijkkast, gouddorst, verregenen, middellijk, adellijk, enz.
Opmerking. Bij overtreffende trappen laat men de s van de uitgang -st of -ste weg, als het grondwoord op het letterteken s eindigt (vergel. § 223): boos, boost; dwaas, dwaast; wijs, wijste; fris, friste enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Het aaneenschrijven van woorden.§ 271.Eigenlijk dienden alle woorden die naar hun betekenis samenkoppelingen zijn, aan elkander te worden geschreven. Over 't algemeen geschiedt dit ook, maar in sommige gevallen is het gebruik met de regel in strijd. Zo schrijft men in één woord mijnheer, in twee mijne heren; in één dezelfde, in twee een zelfde; in één tegelijkertijd, in drie te goeder ure; in één vragenderwijs, in twee ouder gewoonte.
Men lette nog op het volgende: 1o. Samenkoppelingen met honderd worden aaneen, met duizend van elkaar geschreven: achttienhonderd, vijf duizend. 2o. Titels, beginnende met: wel-, zeer-, edel-, hoog-, schrijft men aan elkaar: Weledelgeboren, Zeergeleerd, Edelachtbaar, Hoogeerwaard enz. 3o. Ook schrijft men in één woord: werkwoorden, samengesteld met een bijwoord, b.v. aaneenhechten, doorvoeren, uitkomen, weggaan. 4o. Werkwoorden, verbonden met zelfst. naamwoorden of bijwoorden, worden aaneengeschreven als de betekenis gewijzigd is en wij derhalve met samenkoppelingen te doen hebben. Voorbeelden: ademhalen, aderlaten, huishouden, snelschrijven (stenograferen) enz. 5o. Verder schrijft men aaneen partikels als ternauwernood, middenin, hierdoor, waarvan, integendeel, niettegenstaande, rondom enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Het koppelteken.Ga naar margenoot+ § 272.Het koppelteken wordt gebruikt: 1o. Om aan te duiden dat een bepaling alleen betrekking heeft op het eerste lid van een samenstelling: Beiersbierbrouwerij, oude-mannenhuis, St.-Jansdag, zilveren-huwelijksgeschenk. 2o. Tussen delen van samengestelde titels: adjunct-inspecteur, luitenant-ingenieur, candidaat-notaris. (Ook in samen- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
voegingen als: de dichter-schilder Van Looy, de schoenmaker-wethouder Dirksen enz.). 3o. In aardrijkskundige namen die uit een bijvoegl. naamw. en een eigennaam bestaan: Zuid-Holland, Klein-Azië, Groot-Brittannië. De bijv. naamwoorden, van die aardrijkskundige namen afgeleid, hebben geen koppelteken: Zuidhollands, Kleinaziatisch. 4o. In woordverbindingen als Cayenne-peper, Berlijnsblauw, Indo-Europeaan. 5o. Tussen woorden die in een bepaald geval zeer nauw met elkaar verbonden zijn: Hij verveelde mij met z'n eeuwig maar-zegt-u-eens. - Ze kwam aan met een klacht van waar-ben-je-me. 6o. Wanneer men in een bepaald geval de aandacht op èlk der delen van een samenstelling of afleiding vestigen wil. B.v. een ten-toon-stelling in de ware zin van het woord; ge-denken, niet be-denken. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Tussenletters in samenstellingen.Ga naar margenoot+ § 273.Dikwijls wordt in de spelling een n als tussenletter geschreven, die in de uitspraak niet voorkomt (vgl. § 207). Men schrijft die n o.a.: 1o. Wanneer het 2e lid van de samenstelling met een klinker, een tweeklank of een h begint: eendenei, pennenhouder, bruggenhoofd (maar tarweoogst). 2o. Wanneer het eerste lid meervoudige betekenis heeft: koekenbakker, sterrenkunde, zedenleer, eikenbos. 3o. Wanneer het eerste lid een persoonsnaam is, die een gehele stand of groep aanduidt: matrozenpak, boerenwoning, vrouwennaam, mannentaal. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 274.De s wordt ingelast, ook al begint het tweede lid van de samenstelling met s, wanneer in analoge (overeenkomstige) gevallen een s als tussenletter voorkomt: officiers- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
sabel (vergel. officiersrang), fabrieksschoorsteen (vergel. fabrieksmerk) (zie § 245). Opmerking. 1o. Wie zich met het al of niet schrijven van de verbindings-n en -s strikt aan de voorgeschreven spelling wil houden, dient (vooral voor de n) gebruik te maken van een woordenlijst. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 275. Spelling van bastaardwoorden.Bastaardwoorden zijn woorden die gedeeltelijk vreemd zijn gebleven, gedeeltelijk Nederlands zijn geworden. Zeer dikwijls is de uitgang van het woord vernederlandst, en dan wordt die uitgang op Nederlandse wijze geschreven.
Voorbeelden: Advocaat, biograaf (biographie), photograaf (photographie), qualiteit, microscoop, locomotief, souverein enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 276.Men onderscheidt dokter (geneesheer) van doctor (titel), komedie (schouwburg) van comedie (blijspel), kommiesGa naar margenoot+ (belastingbeambte aan de grenzen) van commies (ambtenaar b.v. bij de posterijen of op het stadhuis), lokaal (vertrek) van locaal (plaatselijk), kritiek (hachelijk) van critiek (beoordeling). De spelling van de bastaardwoorden moet verder door het gebruik worden geleerd. Wat de i betreft, zie § 251. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Het deelteken.Ga naar margenoot+ § 277.Men gebruikt het deelteken (trema) om aan te duiden dat twee in één woord op elkaar volgende klinkers tot verschillende lettergrepen behoren. Het deelteken wordt geplaatst op de klinker waarmede de nieuwe lettergreep begint. B.v. naäpen, zeeën, drieëenheid, coëfficiënt, poëzie, coöperatie, traliën, altruïsme, zoëven, copiëren, officiële enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Opmerkingen: 1o. Waar de twee op elkaar volgende klinkertekens in het Nederlands geen klinker of tweeklank kunnen aanduiden, bestaat er geen reden om een deelteken te plaatsen: beamen, luxeartikelen, zoals, gymnasium. 2o. Het gebruik wil dat de u van de uitgang -um geen deelteken krijgt: petroleum, linoleum. Evenmin de e in fraaie, mooie, luie enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdletters.Ga naar margenoot+ § 278.Met een hoofdletter schrijft men: 1o. de eerste letter van het woord waarmee de zin begint.
Opmerking. Is het eerste woord het verkorte 't, 'n of 's, dan krijgt het volgende de hoofdletter: 't Gevaar was geweken. - 't Regende. - 'n Grote teleurstelling. - 's Avonds. 2o. Eigennamen: Vondel, Wagner, De Witt, Van den Bosch, Te Winkel, Van Voorst tot Voorst. 3o. Bijvoegelijke naamwoorden van eigennamen afgeleid: Amerikaanse, Duitse, Friese, Saksische. 4o. De voornaamste woorden van een titel of opschrift: De Ridders van het Oosten. - Prentenboek voor Zoete Kinderen. - Het Gouden Hoofd. 5o. Hoofdwoorden in titels: Weledelgeboren Heer, de Hoge Raad. 6o. Veelal ook het woord U in brieven. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Leestekens.Ga naar margenoot+ § 279.Men plaatst een punt om een rust aan te duiden aan het eind van een oordelende zin. Verder ook achter opschriften en na afkortingen (m. i. = mijns inziens; b.v. = bij voorbeeld; d.i. = dat is). | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 280.Men plaatst een vraagteken na directe vragen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
B.v. Hoe laat is het? - Wie loopt daar? (Niet achter indirecte vragen als: hij vroeg mij wie het gezegd had). | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 281.Men plaatst in het algemeen een komma om aan te duiden dat bij het spreken of voorlezen een ogenblik gewacht moet worden, zonder dat de zin uit is. Het aanwenden van komma's staat dus in 't nauwste verband met de rythmus van de zin. B.v.: De jongen die daar loopt, heeft laatst een kind uit het water gehaald. - Wat laf, om zo'n ouden man te sarren. - Ik sprak wel tegen hem, maar hij hoorde mij niet. - Ja, 't was een beste brave kerel. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 282.Men plaatst een kommapunt om een rust aan te duiden, langer dan die door een komma, korter dan die door een punt wordt te kennen gegeven. B.v. Het is niet waar wat hij zegt; toch geloof ik niet dat hij opzettelijk onwaarheid spreekt. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 283.De dubbele punt geeft te kennen dat een verklaring, een aanvulling of een aanhaling (citaat) volgt. B.v. Er zijn in ons land drie soorten van slangen: ringslangen, gladde slangen en adders. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 284.Aanhalingstekens dienen om aan te duiden dat men iemands woorden letterlijk weergeeft. Bijvoorbeeld: Hij telegrafeerde: ‘Ik kom morgen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 285.De gedachtestreep duidt een lange rust aan, soms in een zin, soms er na. B.v.: De zaak was uitstekend geregeld, maar - onverwachts kwam er een kink in de kabel. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 286.Het beletselteken geeft een plotseling afbreken te kennen; ook een lange rust. B.v.: Vindt u goed dat ik ga? Of... | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 287.Haakjes duiden aan dat een of meer woorden buiten het zinsverband staan. B.v.: Men weet dat de zogenaamde vaste sterren (zonnen) zich óók bewegen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ § 288.Het klemtoonteken wijst er op, dat er een sterke nadruk moet vallen op een woord of lettergreep. B.v.: Als dàt waar is....! - Maar het is toch niet mógelijk? - |
|