Beknopte Nederlandse spraakkunst (onder ps. K. Holtvast)

[p. IX]

Register.

	Paragraaf
aanbidden	142, opm. 2^o
aaneengeschakelde zinnen	40
aaneenschrijven van woorden	271
aanhalingstekens	284
aanvoegende wijs	140, 3^o
abstracte znw	53; 53, 1
achtervoegsels	211; 214
afleiding	208 vgg., 244
analogie	245
antecedent	124
assimilatie	236
attributieve bijv. nw	83
bastaardwoorden	275
begingedachte	16, 1
behalve	185, opm. 2
beleefdheidsvorm v.d. geb. wijs	149
beletselteken	286
bepalend voorwerp	31
bepalend-voorwerpszin	41
bepalingen	23 vgg.
bepaling v. gesteldheid	34
beperkende bijzinnen	41, slot
begripsassociatie	199, 1
beschaafde taal	14
beschaafde uitspraak (spelregel v.d.)	242
betekenisverandering	196; 197
bevelende zinnen	35
bijvoegelijke bijzinnen	41
bijv. nw. zelfstandig gebruikt	90
bijvoegel. voornaamw	97
bijwoordelijke bepalingen	32
bijwoordel. bijzinnen	41
bijwoordel. s	218
bijwoordel. uitdrukkingen	180, opm.
bijzinnen	38
causatieve werkw	220, opm.
comparatie	221, vgg.
compromis-spelling	244, 1
concrete znw	53, 53, 1
datieven in vaste uitdrukkingen	74
deelteken	277
deelwoorden	142; 179
degene	120
dezelfde	120
dialecten	13
dubbele punt	283
een = ongeveer	80
een = veel	80
een (onbep. voorn.w.)	129, opm. 1
eigennamen	54
eindgedachte	16, 1
elliptische zinnen	43
ene (onbep. voornaamwoord)	132
fluisteren	227, opm.
frequentatieve werkwoorden	214
Fries	1
gebiedende wijs	140
gedachtestreep	285

[p. X]

	Par.
gedekte klinkers	229, opm 2.
gelijksoortige zinsleden	36
gelijkvormigheid	243
genasaleerde klinkers	229, opm. 3
genitieven in vaste uitdr	72
genus	65
Germaans	1; 4
geslacht	65; 66; 67
geslacht (dubbel)	68
geslachtsaanduiding	69
gevoelsklanken	194; 2^o
gevoelswaarde	7; 113; 212
gevolgaand. bijzinnen	41; bijw. bijz.
gezegde	17; 21
gezegde ontbreekt	19
gezegdeszinnen	41
gij (onbep. voornw.)	129
h	233; 4^o
haakjes	287
heel, hele	180
het (onbep. vnw.)	129; 3^o
hoedanig	123, opm.
honderden	92, opm. 2^o
hoofdletters	278
hoofdtelwoorden	91; 92; 93
hoofdzinnen	38
hulpwerkw	145, vgg.
hulpww. v. wijze	167
hun als onderwerp	101, 7^o
-ier (meerv. van woorden op -)	60
Indo-Germaans	3, noot
isch	260
isoglossen	13, 1
je (onbep. vnw.)	129, opm. 2
klankassociatie	199, 1
klanken	225
klankgroepen	225
klanknabootsingen	194; 201
klankimpressies	201, opm.
klemtoon	9; 10
klemtoonteken	288
klinkers	288, vgg.
klinkerspelling	247, vgg.
komma	28
kommapunt	282
koppelteken	272
koppelwerkwoorden	22
leestekens	279 vgg.
lettergrepen	239
letterwoorden	200, 1
lidwoord niet gebruikelijk	78
lidwoord (verbuiging)	76
losse medeklinkers	235
lijdend voorwerp	29; 171
-man (meervoud van -)	57; 6^o
medeklinkers	232, vgg.
medeklinkerspelling	258, vgg.
meervoud zelfst. nw	56, vgg.
meewerkend voorwerp	30; 171
modaliteit (subjectieve en objectieve	195
mondklanken	227
naamvallen	47; 48
naamwoordelijk deel van het gezegde	49
naamwoordel. gezegde	21; 83

[p. XI]

	Par.
Nederfrankisch	1
neuriën	227
neusklanken	227; 233
nevengeschikte zinnen	39
nevenschikkende voegwoorden	192
nieuwe woorden	198
onderwerp ontbreekt	19
onbep. wijzen (twee achter elkaar)	178
ondergeschikte zinnen	39; 41
onderschikkende voegwoorden	193
onderwerp	18
onderwerpszinnen	41
onduidelijke klinker	257
onmiddellijke afleiding	220
onpersoonlijke werkw	18; 169
onregelm. werkwoorden	161, vgg.
ontploffingsklanken	227; 233
onvoltooid	135, 1
oordelende zinnen	35
oorzaakaanduidende bijzinnen	41; bijw. bijz.
overdrijving	197; opm.
overgangsklanken	226, opm.; 236
overg. werkw	170; 171; 172
persoonsvorm	20
persoonlijk beschaafd	14
plaatsbep. bijzinnen	41; bijw. bijz.
plaatsnamen (spelling)	249
platte taal	13
praedicatieve bijv. naamw	83
productieve afleidingen	210, vgg.
productieve samenstellingen	206
punt	206
rangtelwoorden	91
ratelklank	233
redenaarstaal	15
redengevende zinnen	40
Saksisch	1
samengestelde zinnen	37, vgg.
samengetrokken zinnen	42
samenkoppelingen	202
samenstellingen	203
scheidbare en onscheidbare samenstellingen	205; 1
schrijftaal	16, opm. 2^o
situatie	4; opm.
soortnamen	54
spelling	16; 238 vgg.
spreekmaten	225
stam v.h. werkwoord	141
stem	228; 234
stembanden	227
sterke werkw	143, opm.; 151 vgg.
stofnamen	55
strottenhoofd	227
taalkringen	15, 1
taboe	7, 1
tegengestelde zinnen	40
tijdbep. bijzinnen	41, bijw. bijz.
tijden v.d. werk	138, vgg.
toegevende bijzinnen	41, bijw. bijz.
trappen van vergelijking	221, vgg.
tussenletters	273; 274
tweeklanken	234; 253

[p. XII]

	Par.
Uerdinger linie	13, 1
uitgezonderd	185, opm. 2^o
vaktaal	15, 1
vaste medeklinkers	235
verband van de zin	4 opm.
verbindingsletters	207
verbuiging	47
verbuiging bijv. naamw	85, vgg.
verbuiging zelfst. nw	70, vgg.
verdubbeling van medeklinkers	267, vgg.
vergelijkende bijz	41, bijw. bijz.
verkleinwoorden	211; 212
vernauwingsklanken	227; 233
verouderde woorden	198, opm.
verzamelnamen	55
voegwoordel. bijwoorden	183
volksetymologie	199, 1
voltooid	135, 1
voornaamwoordel. bijw	122; 125; 182
voorvoegsels	210; 213; 215
voorwaardelijke bijz	41, bijw. bijz.
voorwerpen	26
voorwerpsnamen	55
voorwerpszinnen	41
voorzetsel-voorwerpen	26; opm. 2^o
vraagteken	280
vragende zinnen	35
vreemde woorden	199
vrije klinkers	229, opm. 2^o
wederkerend voornaamw	103
wederkerende werkwoorden	173
wederkerig voornaamw	103
wensende zinnen	35
werkwoordel. vormen bij je	137
werkwoordel. vormen bij jullie	137
werkwoordel. vorme bij u	137
werkwoorden v. voortbeweging	176
wijzen van werkwoorden	140
woordafleiding	208, vgg.
woordbetekenis	196
woorden	5; 225
woordgeslacht	65
woordgeslacht (aanduiding v. -)	66
woordorde	8; 35
ze (onbepaald voornaamw.)	130
zelf	119
zelfstandig gebruikte adjectieven	90
zelfstandige naamwoorden zonder enkelvoud	64
zelfst. naamw. zonder meervoud	63
zelfst. voornaamw	97; 110; 117
zinnen	4; 17
zinsmelodie	12
zo'n	81; 119, opm. 2^o
zwakke genitief	73
zwakke werkwoorden	143