menschen en ook allen, die leelijk of mismaakt waren. Dat maakte haar vader en haar moeder heel bedroefd, want die waren goed en medelijdend.
Eens hadden de kinderen van de hofdames zich vriendelijk gedragen jegens de armen, en de keizerin wilde haar daarvoor beloonen. Ze kende den wensch van haar hart, en stond haar daarom toe, in de keizerlijke tuinen net zooveel dubbele jasmijnen te plukken als ze maar wilden, om er kransen en gordels van te maken.
O kleine moesmé, wat waren die kindertjes toen blij! Als een zwerm vogeltjes vlogen ze de tuinen in, en de bloemrijke lanen weergalmden van hun gejuich. ‘Ik heb er een!’ schreeuwde de een. ‘En ik dan!’ riep een ander; ‘kijk eens wat een groote, wat een mooie witte! Prinses, kijk dan toch!’ riep een derde.
En de prinses keek. Ze zag, dat de jasmijnen zich graag lieten plukken door die vriendelijke kinderhanden. De hoogste takken kwamen uit zichzelf naar de laagte, en boden zich aan. En nooit hadden de jasmijnen zoo rijk gebloeid en zoo liefelijk gegeurd; nooit waren ze zóó vol en blank geweest!
Dédé-San stond stil en dacht na. Ze had ook zoo graag een paar van die sneeuwwitte, geurende bloemen geplukt, maar ze mocht niet. Dienzelfden morgen was ze weer eens heel stout geweest. Ze had een armen kreupele bespot, en in haar drift had ze haar oude voedster geslagen. En die voedster was toch als een tweede moeder voor prinses Dédé-San; ze had meer dan eens haar eigen leven in de waagschaal gesteld voor haar ondankbaar pleegkind.
De keizerin was verontwaardigd over Dédé-San's gedrag en had haar streng gestraft. En nu mocht ze natuurlijk niet meê bloemen plukken.
Maar ze had een brandende begeerte naar zoo'n mooie bloem, en ondanks het verbod greep ze naar een tak, die dicht bij haar was. Maar ze kon de bloem niet plukken! Die zat als met stevig ijzerdraad aan den tak vast! En plotseling - o wonder! Daar viel uit iedere bloem van dien tak een traan! De prachtige jas-