‘Och kom,’ zei Tom, ‘laat ze maar stilletjes liggen, hoor! Die oude kapotte dingen zijn geen cent meer waard!’
‘Voor Suusje misschien wel, want ze is arm en ik geloof dat ze geen andere heeft! Ze zal wàt blij zijn, als ik ze haar teruggeef. En meteen raapte ze de oude wanten op, sloeg den modder er wat af, en stak ze in haar zak.
Toen haar Moeder na den eten de kamer wat opruimde, zag ze de kapotte wanten op een stoel liggen, en omdat ze een echt nette huisvrouw was, zocht ze dadelijk een kluwentje blauwe wol, en begon ze netjes te stoppen.
‘O, Moe, wat ben ik blij!’ riep Elsie, toen ze dit zag, ‘nu worden ze weer net als nieuw! Wat zal die Suusje opkijken, als ze ze zoo netjes terugkrijgt! Als ik groot ben, moet je me ook leeren stoppen, Moeke.’
‘Hoe denk je wel dat 't komt, Elsie,’ zei Moeder, ‘dat ik juist de blauwe wol in huis heb, die bij de wanten past? Dat is geen toeval, kind! Ik heb deze handschoenen verleden jaar zelf gebreid voor den kerstboom in de Zondagschool en ik wist ook wel, dat Suusje ze gekregen had. Weet je, wat we nu zullen doen? We zullen het kluwentje, dat er nog over is, in de handschoenen doen, dan kan Suusje ze daar zelf mee stoppen, als ze weer kapot gaan.’
Dat vond Elsie een goed plan, en den volgenden morgen stapte ze met een blij gezichtje naar school met de wanten, die haar Moeder met een bandje aan elkaar had gebonden, in de hand. Ze keek dadelijk rond op het schoolplein, of ze Suusje ook zag; maar nee, die was er nog niet! Toen hing ze de wanten over den knop van de schooldeur aan het bandje, waarmee ze verbonden waren, en ging met de andere kinderen touwtjespringen.
‘Kijk eens,’ riep een van de groote jongens, ‘daar hangen een paar wanten aan den deurknop! Die moesten we volstoppen met sneeuw - dat zou een echt mooie Aprilgrap zijn!’
‘Nee, ik weet wat beters!’ riep een ander, ‘laten we er een stuk pik indoen, dan worden ze van binnen heelemaal kleverig en het meisje, dat ze aantrekt, kan ze niet weer uitkrijgen!’