Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van Kol (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van Kol
Afbeelding van Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van KolToon afbeelding van titelpagina van Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van Kol

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.05 MB)

Scans (247.98 MB)

ebook (9.14 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nynke van Hichtum

Illustrator

Tjeerd Bottema



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van Kol

(1931)–Nellie van Kol–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 35]
[p. 35]

Hoe mijn oom Potter een schilderij ophing

ER was van den kunsthandelaar een mooie plaat thuisgebracht, met een fijne lijst er om; en ze stond in de eetkamer, in afwachting dat ze zou opgehangen worden. ‘Nu, hoe zullen we dat gedaan krijgen?’ vroeg tante Potter; en oom zei: ‘O, laat dat gerust aan mij over; heb daar maar geen zorg over. Ik speel dat bagatelletje wel alleen klaar.’

En hij trok zijn jas uit en begon. Hij zond het loopmeisje uit om voor een stuiver spijkers te halen; en daarna zei hij tot zijn oudsten zoon dat hij haar achterna moest loopen, om haar uit te duiden hoe lang de spijkers moesten zijn. Dat was 't begin van het oproer; want het heele huis werd op stelten gezet door mijn goeden, behulpzamen oom Potter.

‘Loop gauw en haal mij den hamer eens, Wim,’ zei hij; ‘en jij, Tom, geef me de liniaal aan; de kleine ladder heb ik ook noodig, en een keukenstoel; en och toe, Jaak, loop jij ereis eventjes naar mijnheer Gogels en zeg: “Compliment van Papa, en of het een beetje beter gaat met uw been, en of Papa uw winkelhaak eventjes ter leen kan krijgen.” Blijf jij in de buurt, Maria, want ik moet iemand hebben om mij bij te lichten. En o ja, als het meisje met de spijkers terugkomt, laat ze dan gauw een paar meter schilderijkoord halen; en Tom, - waar zit-ie? - Tom, kom hier, jongen, jou heb ik noodig om mij de schilderij aan te reiken.’ En Tom reikte de schilderij aan en oom nam ze; en oom liet ze vallen, en de lijst ging los. Oom wou het glas nog redden en

[pagina 36]
[p. 36]

sneed zich daarbij geducht in de vingers; verschrikt sprong hij de kamer rond, zoekende naar zijn zakdoek. Maar hij kon zijn zakdoek onmogelijk vinden; want die zat in den zak van de jas die hij uitgetrokken had, en hij wist niet waar hij die jas had neergelegd. En nu moest iedereen den post verlaten, dien oom hem aangewezen had, en het huis doorsnuffelen om ooms jas te vinden. En oom riep iedereen van alles toe, en maakte dat niemand goed zoeken kon.

‘En weet nu niemand in 't heele huis waar mijn jas is? Nooit van mijn leven heb ik zoo'n verzameling domooren bijéén gezien, nee, op mijn woord niet! Zes menschen met hun allen kunnen een jas niet vinden, die ik geen vijf minuten geleden uittrok! Wel....’

Boos sprong oom op van den stoel, waarop hij was neergevallen; en nu bleek het dat oom boven op zijn jas had gezeten! Toen zei oom: ‘Hou jullie maar op met zoeken, ik heb mijn jas al zelf gevonden! Je kunt net zoo goed aan de kat zeggen dat ze iets moet zoeken wat verloren is, als dat je verwachten kunt, dat jullie het terecht brengt!’

Nu ging er een half uur voorbij met het verbinden van ooms vinger en het vernieuwen van het glas, en het bij mekaar brengen van alle benoodigdheden: hamer, winkelhaak, ladder, keukenstoel en kandelaar; toen begon oom den arbeid met vernieuwden moed; en de heele familie, het loopmeisje en de werkvrouw incluis, stonden in een halven cirkel om hem heen. Twee personen hielden den stoel vast, een derde hielp er hem op en hield hem vast; een vierde hield den hamer op, en een vijfde stond klaar met een spijker; en oom greep naar den hamer en hield hem vast, en greep naar den spijker en - liet hem vallen.

‘Wel heb ik van m'n leven!’ riep oom op diep beleedigden toon, ‘nu is de spijker weg!’

En al de aanwezigen vielen op de knieën en grabbelden over den grond naar den spijker, terwijl Oom als een standbeeld op zijn stoel stond en informeerde, of ze hem daar den heelen avond wilden laten staan.

[pagina 37]
[p. 37]

Eindelijk werd de spijker gevonden; maar nu bleek het, dat Oom den hamer kwijt was.

‘Waar is de hamer? Waar liet ik den hamer toch? Wel sapperloot, daar staan jullie met je zevenen te gapen en niemand weet, waar ik den hamer gelaten heb!’

Ook de hamer werd gevonden; maar nu was oom het merkteeken kwijt, dat hij op den muur gemaakt had, op de plek waar de spijker ingeslagen moest worden; en nu moesten we beurt om beurt op een stoel naast oom klauteren, en turen of wij het merkje ook vinden konden.

We zagen het allemaal, maar ieder op een andere plaats, en oom zei tegen ieder op zijn beurt dat we allemaal schaapskoppen waren, en dat we maar weer van den stoel àf moesten klauteren. En hij nam de liniaal en begon opnieuw te meten en vond dat hij den spijker slaan moest 31½ duim zus en ⅜ duim zóó; en dat zou hij wel uit zijn hoofd uitrekenen, maar eer de som klaar was, was oom half dol.

Nu probeerden wij het uit te rekenen, allemaal uit ons hoofd, en we kregen ieder een andere uitkomst, en we begonnen te kibbelen, wiens uitkomst de ware was; en al kibbelende vergaten we heelemaal de som, en oom moest voor den zooveelsten keer de meting opnieuw beginnen.

Dezen keer deed hij het met een eindje touw, en op een gegeven oogenblik, toen mijn dikke oom onder een hoek van 45 graden over de leuning van den stoel heenboog, probeerende een punt te bereiken dat ruim drie duim buiten zijn bereik lag, glipte het touwtje hem uit de hand; toen gleed Oom uit en kwam terecht op de openstaande piano, hetgeen een plotselinge, eigenaardige melodie te weeg bracht; want oom viel met al zijn gewicht op alle toetsen tegelijk.

Oom Potter kwam weer op zijn beenen terecht en boven op den stoel, en hij slaagde er eindelijk in, het punt te bepalen waar hij den spijker moest inslaan. En met zijn linkerhand hield hij den spijker gereed en met zijn rechter den hamer; en met een even krachtigen als sierlijken zwaai hief hij den hamer op, liet hem

[pagina 38]
[p. 38]

neerdalen - en sloeg zijn eigen duim te pletter. Met een vreeselijken gil liet hij den hamer vallen - op de teenen van Tante Maria.

Tante Maria bezat engelengeduld: op vriendelijken toon verzocht ze, of Oom Potter, als hij weer eens van zins was een spijker in den muur te slaan, haar bijtijds wou waarschuwen; dan kon zij voor een weekje logies bij haar moeder vragen, totdat de spijker er behoorlijk in zat.

‘Och, jullie vrouwen,’ zei Oom Potter, zich zelf weer op den stoel hijschend, ‘jullie maken ook zoo'n bereddering over iedere kleinigheid! Wel, ik doe zoo'n werkje immers graag voor je!’

En met jobsgeduld en heldenmoed probeerde oom het nog eens. En bij den tweeden slag met den hamer verdween de spijker heelemaal in het pleister van den wand, en de halve hamer verdween mee, en door den schok bonsde Oom Potter tegen den muur aan, hard genoeg om zijn neus plat te stooten.

Toen moesten wij weer op zoek naar touw en winkelhaak, en Oom maakte een nieuw gat; en tegen middernacht hing de schilderij, wel is waar een beetje erg scheef en een beetje erg onvast; maar ze hing; meters in de rondte zag de muur er uit, alsof de tuinman met zijn ijzeren hark over het behang had gescharreld; en iedereen was doodmoe en zenuwachtig, behalve Oom Potter.

‘Ziezoo, dat 's alweer klaargespeeld!’ zei hij, kinderlijk tevreden, terwijl hij van den stoel afstapte - kwak! op de eksteroogen van de werkvrouw; en, den rommel dien hij gemaakt had met een triomfantelijken blik beschouwende, voegde hij er bij: ‘En verbeeld je dat er menschen zijn, die voor zoo'n bagatelletje den behanger laten komen!’

 

N. Naar het Engelsch van JEROME K. JEROME.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken