Nellie's groote vertelselboek. Sprookjes en vertellingen van Mevrouw van Kol
(1931)–Nellie van Kol– Auteursrecht onbekend
[pagina 83]
| |
Papa Tijger en Papa Ram
| |
[pagina 84]
| |
Lang, lang geleden werd de Ram gevreesd door alle dieren der savannaGa naar voetnoot1) en der groote wouden. Als hij langzaam den weg opkwam, met zijn langen baard en kromme horens, en met zijn streng gezicht, dan zag hij er uit om bang van te worden. Alle dieren die hem tegenkwamen, maakten een diepe buiging - en zorgden dan, dat ze wegkwamen! Had hij dan ooit iemand opgegeten? De vrouwen uit de buurt durfden er niet voor instaan; maar hij zag er zóó ontzagwekkend uit dat het, volgens het spreekwoord, beter was, het te gelooven dan het te onderzoeken. Doordat men hem zoo dikwijls gezegd had dat hij ontzagwekkend was, geloofde hij het ten slotte zelf. Ja eens, toen hij zich over de beek boog om te drinken en zijn eigen gezicht zag, sprong hij drie pas achteruit van angst voor zijn baard en horens. Een Tijger, die niet ver van de hut van Papa Ram woonde, wapende zich eens op een dag met al zijn moed, en ging een beleefdheidsbezoek brengen aan zijn buurman. Hij nam zijn zoon mee, een klein tijgertje, dat al loopen kon. Al van heel uit de verte begon hij Papa Ram nederig te groeten en, dichtbij gekomen, vroeg hij hoe het met zijn familie ging. ‘Buurman,’ zei hij, ‘ik ben gekomen om u heel onderdanig een bezoek te brengen; mijn vrouw zou het een groote eer hebben geacht, haar opwachting te mogen maken bij Mevrouw Schaap, indien ze niet wegens ongesteldheid thuis moest blijven.’ Papa Ram noodigde Papa Tijger en zijn zoontje uit, binnen te treden. Terwijl de twee papa's ernstig zaten te praten over 's lands belangen, ging zoontje Tijger in den tuin spelen met zoontje Ram. ‘Wees heel beleefd tegen jongenheer Ram, anders eet hij je op,’ had Papa Tijger tegen zijn zoontje gezegd. De twee kinderen begonnen te spelen; al gauw sprong Tijgertje op Rammetje en gooide hem omver, en Rammetje lachte. ‘Zeg, wat heb jij kleine tandjes,’ zei Tijgertje. ‘Dat zit in onze familie,’ zei Rammetje; ‘die van Papa zijn net zoo klein.’ Dit antwoord bracht Tijgertje aan het nadenken, en toen de | |
[pagina 85]
| |
visite afgeloopen was, had Tijgertje bijna geen geduld totdat Papa Ram de deur achter zijn bezoekers gesloten had, om uit te roepen: ‘Papa, Papa, Rammetje heeft heel, héél kleine tandjes, en hij zegt dat die van zijn Papa net zoo klein zijn!’ ‘Stil toch, stil toch, jongen,’ zei Papa Tijger; ‘als Papa Ram ons hoorde, zou hij ons allebei opeten!’ Maar Papa Tijger nam zich toch voor, achter het fijne van de zaak te komen. 't Is waar, Papa Ram zag er smakelijk dik uit... alleen al bij de gedachte daaraan likte Papa Tijger zich de lippen. Maar hoe zou hij de tanden van Papa Ram te zien krijgen? Makkelijk was dat niet. Papa Ram deed bij 't spreken zijn mond haast niet open, en daarenboven hing zijn baard hem over onderlip en kin. Maar de kans kwam toch, evenals voor allen, die kunnen wachten. Toen Papa Ram een tegenbezoek bracht en de kinderen samen in den tuin speelden, putte Papa Tijger zich uit in beleefdheden jegens Papa Ram, en schonk hem een glaasje van zijn besten wijn. Papa Ram werd daar vroolijk van; en, allen ernst terzijde zettende, opende hij wijd zijn mond om luidkeels te lachen. Toen zag Papa Tijger de kleine tanden van Papa Ram! Onmiddellijk sprong hij op hem toe, en at hem op. Toen jongeheer Ram zijn vader hoorde schreeuwen, nam hij onverwijld de vlucht en was al thuis, voordat Papa Tijger er aan denken kon, ook hem af te maken. In 't huis van Papa Ram heerschte nu groote droefheid. Mama Schaap en haar zoontje Ram schreiden toch zoo! 't Was om er medelijden mee te krijgen! Dat hoorde de Koningin der Vogelen uit het naaste bosch, en, zich neerlatend op het dak van de hut, vroeg zij aan Mama Schaap, wat er toch aan scheelde. ‘Helaas, vriendelijke dame,’ zuchtte Mama Schaap, ‘Papa Tijger heeft mijn armen man opgegeten; nu durven ik en mijn kind het huis niet meer uit, want hij zal natuurlijk om onze hut blijven sluipen, om ons óók op te eten.’ De Koningin der Vogelen had erg met haar te doen; ze troostte haar zoo goed ze kon, en beloofde haar een schitterende wraakneming. Ze bereikte met een paar vleugelslagen weer haar | |
[pagina 86]
| |
bosch, en op haar geroep verschenen alle gevleugelde woudbewoners: de groote Ara's met hun schitterende veeren, de Kakatoe's met hun witte kuif, duizenden groene Papegaaien met koraalroode snavels, kleine Kolibri's, die er uitzagen als levende edelgesteenten. De Koningin vertelde hun hoe Papa Ram aan zijn einde gekomen was. ‘Laten wij allen zweren, onzen goeden buurman te zullen wreken!’ riep ze uit. ‘Wij zweren!’ piepten, kwetterden en krijschten de vogels, ieder in zijn eigen taal. Op dit oorverdoovend geraas verstopten de Krokodillen zich haastig in het hooge gras, en de Boa's en de Ratelslangen kropen weg in de holten der boomen. ‘Weest zonder vrees,’ sprak de Koningin der Vogelen; ‘morgen is het Zondag, dan geef ik een groot feest in het bosch. Dadelijk na de kerk moeten alle dieren hier bijeenkomen. Lieve groene Papegaaitjes, willen jullie naar alle kanten uitvliegen om de boodschappen te doen? En jullie anderen, maakt alles voor het feest in orde; zorgt dat ge precies op tijd hier zijt en gehoorzaamt mij in alles. Wat mij betreft, ik ga zelf Papa Tijger uitnoodigen.’ Papa Tijger was niet weinig gevleid met het bezoek van de Vogelen-Koningin, en hij beloofde op het groote bal in 't bosch te zullen komen. Hij trok zijn beste plunje aan en streek zijn snor wat op; en bij het afscheid kuste hij zijn vrouw en zijn zoontje. Zoodra ze hem zag aankomen, riep de Koningin der Vogelen haar onderdanen toe: ‘Vlug in de rij! Stelt u op voor de quadrille en begint allen te dansen met den kop onder de vleugels. Speelt op, muzikanten!’ En het orkest speelde: De Koningin der Vogelen vloog Papa Tijger tegemoet en heette hem welkom. O, wat was dat een mooi feest! Papa Tijger was | |
[pagina 87]
| |
er verblind van! Lange rijen vogels met de schitterendste veeren stonden tegenover elkaar. ‘De quadrille is pas aan den gang,’ zei de Koningin. ‘Gij zult mijn danser zijn.’ Papa Tijger plaatste zich naast haar, en het orkest speelde maar van Tig, tig, malinboin
la chemela che tango
redjoem!
La chemela che tango!
En dadelijk begonnen al de vogels, met den kop onder de vleugels, op de maat te springen. De Koningin verborg haar hoofd ook; en toen Papa Tijger, heel vereerd, met opgeheven hoofd de eerste kuitenflikkers wilde maken, riep zij uit: ‘Maar Papa Tijger, wat bezielt u! De étiquette van mijn hof eischt dat men, om deel te nemen aan den dans, geen hoofd moet hebben. Kijk mijn gasten maar eens aan! Zij zouden vreezen inbreuk te maken op de zeden der groote wereld, - wat zeg ik? op de regelen der eenvoudigste beleefdheid, indien ze het hoofd durfden opheffen tegenover hun Koningin! Ga, mijn vriend, en doe gelijk zij; eerst dan kunt gij met eere deelnemen aan de quadrille der Vogelen-Koningin.’ Papa Tijger werd rood van schaamte. ‘Edele Koningin,’ sprak hij, ‘ik vraag u nederig vergiffenis voor mijn tekortkoming jegens de zeden! Ik ben een wilde jager, gewend om den heelen nacht op het pad te zijn, en ik weet weinig van hofgebruiken. Beloof mij een contradans, en ik kom dadelijk bij u in het voorgeschreven kostuum.’ Met een paar sprongen was Papa Tijger thuis. Hij zei tot zijn vrouw: ‘Vrouw, om de eer te hebben van te dansen met de Vogelen-Koningin, moet je geen hoofd hebben. Ik heb gezien dat alle gasten op die wijze dansten. Dat is zoo de gewoonte aan het Hof. Neem deze bijl en hak mij het hoofd af.’ ‘Je bent je hoofd allang kwijt, arme sukkel,’ zei Mama Tijger; ‘in plaats van met koninginnen te gaan dansen, deed je heel wat | |
[pagina 88]
| |
beter, bij je vrouw en kinderen thuis te blijven. Wat is dat voor een manier van doen voor een getrouwd man, om zijn vrouw en kind in den steek te laten om den nacht te gaan verdansen op een bal?’ ‘Als je niet doet wat ik zeg,’ brulde Papa Tijger, boos over het gepreek van zijn vrouw, ‘dan draai ik je oogenblikkelijk den hals om!’ Toen nam Mama Tijger de bijl en hakte haar man den kop af. En toen was hij natuurlijk dood. Twee groene Papegaaien, die op den uitkijk zaten, vlogen pijlsnel heen om den dood van Papa Tijger te gaan meedeelen aan de Vogelen-Koningin. De vogels haalden toen hun koppen onder hun vleugels vandaan, en alle dieren van bosch en veld werden binnengeroepen. Iedereen wou Mama Schaap en zoontje Ram omhelzen. Toen schaarden ze zich in rijen tot den dans, en het orkest speelde: Tig, tig, malinboin
la chemela che tango
redjoem!
La chemela che tango!
Wat dansten ze! Wat sprongen ze! 't Is haast niet te gelooven! Maar eindelijk moesten ze wel van elkaar gaan; want alles neemt een einde in deze droeve wereld; maar eerst hielden ze nog een inzameling van geld voor de arme Mama Schaap. Schapen en Rammen, en gij, kinderen, die mij hoort, laat de dood van Papa Ram u tot een voorbeeld strekken. Beter is het den mond niet open te doen, dan te lachen met menschen, die men niet kent. |
|