Kinderversjes
(1923)–Nellie van Kol– Auteursrecht onbekend
[pagina 20]
| |
Niet één fiets er langs ons gaat,
die hij ooit met vrede laat.
Bijten doet hij niet, maar wauwen
tegen kindertjes en vrouwen
die er loopen over straat.
Gaat hij op een wand'ling mee,
niemand, niets laat hij met vree.
Kleine honden valt hij aan,
Groote, - daar loopt hij vandaan.
Ziet hij paarden, schapen, koeien,
dartel in de weide stoeien, -
Bino fluks er achter aan!
| |
[pagina 21]
| |
Al die dieren, 't is een klucht,
gaan voor Bino op de vlucht,
of een leeuw of tijgerkat
noest hen op de hielen zat.
Doch als zij soms ommekeeren
om den vijand af te weren, -
Dan kiest Bino 't hazenpad!
Kippen laat hij nooit met rust;
ze óp te jagen is zijn lust.
Ligt er soms iets op den weg,
langs de sloot of in de heg, -
dra is Bino aan het snuffelen,
aan 't beknabbelen, aan 't beknuffelen, -
met geen stok krijg je hem weg!
Tot een wandeling, hoe wijd,
klaar staat Bino te allen tijd;
langs de vliet of over land,
vroolijk vrij, van allen band,
kan hij draven, vele uren.
Dan, na al zijn avonturen,
kruipt hij lekker in zijn mand.
|
|