| |
| |
| |
.....Papa als U liever heeft dat ik niet uitga...
| |
| |
| |
Hoofdstuk I.
De familie Almerus.
‘'t Is zonde, Loula!’
‘Wat is nu weer zonde?’ vroeg een vroolijke meisjesstem.
‘Wel, natuurlijk van je jurk. 't Fluweel is nog zoo beelderig, er is heelemaal niets aan en als jij haar nu in de vacantie afsliert, moet je den volgenden winter zeker weer drie nieuwe hebben.’
Loula Almerus, die op haar knieën op den grond zat en bezig was de planten te begieten en met een sponsje de stof van de bladeren te verwijderen, stond ineens met een woesten sprong op, hetgeen de dikke dame, die met haar sprak, verschrikte; ze ging een eindje achteruit.
‘Pas op, daar valt je gieter, dacht ik 't niet.... och.... en welk een plek op 't kled, geef je spons maar hier en een stofdoek.’
Met een zondaarsgezicht keek Loula, hoe juffrouw Betsy met kracht over het gebloemde tapijt wreef.
‘De zon moet het verdere maar doen,’ zeide ze met een zucht, en dan terwijl ze opstond, ‘je moet zulke dingen ook in de serre doen, je kunt het nu eenmaal niet zonder morsen dat weet je zelf ook wel.’
‘Hum, ja.’
‘Maar kind, nu zie ik eerst goed wat je aanhebt.... je fluweelen rok en je roode blouse.’
‘Ha, nu krijg ik per slot nog een prijsje, uit zuinigheid
| |
| |
heb ik het fluweelen blouselijfje in mijn kast laten hangen.’
‘Maar begrijp je nu niet, dat het juist heel verkwistend is?’
‘Neen, dat begrijp ik niet,’ met haar schalksche, lachende oogen keek ze juffrouw Betsy een beetje plagend aan.
‘Och, kom, je wilt het niet begrijpen, ik zal er ook niets meer van zeggen.... maar natuurlijk.... een rok kun je niet verbergen onder een mantel, een lijfje wel en daarom zeg ik maar als je....!’
‘Tom, dideldidom!’ neuriede Loula het klokkenspel van den Dom na.
De deur sloeg een beetje hard toe en juffrouw Betsy verdween.
‘Ja, nu is ze kwaad, ze is tegenwoordig ieder oogenblik boos op me, wat zeg jij er van Puck?’ en ze haalde het kleine speelsche Puckje naar zich toe.
Louise Almerus, meestal Loula of Loukie genoemd, was de oudste dochter van den advocaat Almerus.
Ze was een tenger, klein ding voor dertien jaar met mooi, bruin krulhaar, vlugge grijze oogen, een kleinen, lachenden mond en een gebogen neus. Ze was goedhartig, maar lastig in huis door haar wilde jongensmanieren en groote slordigheid.
Twee jaar ouder was Alexander, die op 't gymnasium ging. Een innemende jongen, die vlug leerde. Hij was lang en blond.
Na Loula kwam Elze. Ze hielden bijzonder veel van elkaar, hoewel er een hemelsbreed onderscheid tusschen de zusters was.
Elze was een mooi meisje, en voor haar elf jaar heel lang. Ze had groote zachte oogen en een schat van goudblond krulhaar, daarbij was ze heel gracieus. Ze liep reeds als klein kind, zóó mooi, dat de menschen elkaar 't kleine meisje met de kleine krullen aanwezen. Bovenal had ze iets voornaams, maar ze was eenvoudig en lachte om de bijnamen, die ze thuis gekregen had: Prinses Elze, Koningin Elisabeth (ze heette eigenlijk Elisabeth), Petite Reine
| |
| |
en nauwelijks leerde Loula Engelsch of ze had haar zusje den naam van Queenie gegeven.
De jongste, Willy, was een aardig wild ventje van acht jaar. Hij leek veel op Loula en deed in alles aan haar denken.
Toen Loula vijf jaar was, stierf mevrouw Almerus. Van hare moeder had ze nog een flauwe herinnering. Ze wist nog hoe mama met haar en Alexander krijgertje in den tuin speelde, dat mama mooi zong en dat ze den laatsten tijd van haar leven veel boven zat naast 't wiegje van Willy. Ze was lang en hard ziek geweest. Twee keer per dag kwamen de drie oudste kinderen even bij haar, dan streek ze de verwarde krullen uit de gloeiende gezichtjes en bracht papa hen weer de kamer uit, omdat mama moe werd van de trippelende voetjes en de drukke stemmen.
Tijdens mama's ziekte kwam juffrouw Betsy in huis om voor de huishouding en voornamelijk voor de kinderen te zorgen en ze bleef ook na mevrouw's dood.
Juffrouw Betsy was een goedhartig mensch, ze hield veel van de kinderen en de Almerusjes van haar.
Ze zorgde voor hunne gezondheid, voor hun karakter en deed zooveel mogelijk haar best, dat de kinderen hunne moeder niet al te erg misten.
‘'t Kon niet beter, ik had het werkelijk niet beter kunnen treffen dan met juffrouw Betsy,’ zeide mijnheer Almerus dikwijls tegen zijne vrienden.
Na den dood van zijne vrouw was hij erg in zichzelf gekeerd en zijne drukke bezigheden als advocaat lieten hem weinig tijd over, om zich met zijne kinderen te bemoeien.
Toch gaf hij aan de drie oudsten Engelsche les, een uur in de week en hij stelde veel belang in 't geen zijn kinderen leerden en in hunne vorderingen.
Loula ging op de Hoogere Burgerschool en Elze en Willy alle twee op bijzondere scholen.
De Paaschvacantie was pas begonnen en Loula had zich vast voorgenomen om deze vacantie nu eens heel handig
| |
| |
en behulpzaam voor juffrouw Betsy te zijn, maar.... de eerste morgen was haar niet meegevallen.
Half lachend half boos keek ze naar de natte plekken op 't kleed.
‘Neen Puck, ga nu maar weer in je mand, neen koest, de vrouw wil niet meer met je spelen.’ De hond kefte en sprong ineens naar de deur.
‘Wat lig jij daar gek op den grond,’ zeide Elze.
‘Ja, poes, ik heb geknoeid met water, zooals je ziet.’
‘Ja, maar is er nog meer gebeurd?’
‘Hoe zoo?’
‘Juffrouw Betsy heeft zoo'n kleur en kijkt zoo treurig en ze mompelde wat over slordigheid en zoo.’
‘Heeft ze geklikt, bij pa soms, dat is valsch!’ viel Loula driftig uit.
‘Wel neen, dat zeg ik immers niet.’
‘Wat zeg je dan wel?’ vroeg Loula knorrig.
‘Ze mompelde in 't provisiekamertje zoo wat en toen vroeg ik, en toen wilde ze er niet eens op doorgaan, dus geen idée van klikken.’
‘Och, ze is ook zoo goed,’ zeide Loula dadelijk weer verzoend. ‘'t Was om dit fluweelen rokje moet je weten, maar nu ga ik haar even vergiffenis vragen.’
‘Doe dan eerst je blauwe rok aan, Loukie.’
‘Hum, vooruit dan maar.’
Ze sloeg de deur woest toe, zoodat 't heele huis dreunde.
Nadat ze twee treden de trap op was, keerde ze met vaart terug en vroeg lachend:
‘At je wat? Terwijl ik naar boven wilde gaan, drong het ineens tot me door, dat jij op iets knabbelde.... nou, is 't niet zoo?’
Elze stak haar hand presenteerend uit.
‘Kies maar, rozijnen, krenten en vier amandels, daar, twee voor jou.’
Geen tien minuten later pakte Loula juffrouw Betsy, die ijverig boter afwoog, onverwacht om haar middel.
| |
| |
‘Hemel, Loula is dat schrikken, ik had zoowaar de boter wel op die schoone papieren kunnen laten vallen.’
‘Ja, maar waarom denkt u, dat ik hier kom?’
Juffrouw Betsy probeerde een strenge uitdrukking aan haar goedig, dik gezicht te geven, 't geen haar echter niet makkelijk afging.
‘Probeer dat nu maar niet, kijk, ik kan veel beter booskijken dan u.’ Ze fronste haar voorhoofd en trok woedende oogen. ‘Dat kunt u toch niet, u heeft veel te lieve knijpoogjes en zulke dikke, roze wangen zijn ook niet geschikt om een mond streng te maken, och lieve Bets, je mond verzinkt in je wangen!’
‘Kind, kind, wees toch niet zoo oneerbiedig.’ Juffrouw Betsy schudde het hoofd.
‘In woorden ben ik het soms, maar niet in daden, kijk eens!’ en ze wees op haar blauwe rok.
‘Kom aan, dat doet me ten minste plezier.’
‘Dat dacht ik wel, krijg ik nu ook wat lekkers?’
‘Hier heb ik nog wat rozijnen.’
Met een zwaai ging Loula op een klein tafeltje zitten en liet haar beenen onophoudelijk heen en weer bengelen.
‘Zie je,’ begon juffrouw Betsy na een poosje, ‘ik zeg die dingen niet om aanmerkingen op je te maken, maar heusch 't is noodig.’
‘Dat zal wel,’ antwoordde Loula soezerig, terwijl ze uit het provisiekamerraam naar buiten in den tuin keek.
‘Dat is zoo,’ niet.... ‘dat zal wel zoo zijn!’
‘Dat is zoo,’ herhaalde Loula werktuigelijk en dan ineens alsof ze wakker werd: ‘En wilt u nu wel gelooven juffrouw Bets, dat ik me heusch voorgenomen heb om nu eens lief en gemakkelijk en behulpzaam in deze vacantie te zijn, maar nu treft het vanmorgen weer zoo ongelukkig... ik zal maar denken.... eerste begin.... kattengespin. Gelooft u me niet?’
‘Zeker, maar jij spreekt altijd zoo luchtig over die dingen. Ik ben maar een doodgewone vrouw’....
| |
| |
‘Dat is niet waar, u is eene bijzondere Betsy, een heele àparte snoes.’
Juffrouw Betsy zuchtte, ze hield zooveel van Loula, maar 't was bijna een onbegonnen werk om met dat kind nu eens een ernstigwoordje te spreken en toch het moest.... want ze viel mijnheer Almerus niet graag lastig met klachten over de kinderen.
‘Weet je wat 't is’
‘Wat dan?’ vroeg Loula, quasi erg nieuwsgierig.
‘Jij denkt, dat 't leven een pleziertje is, je bent vlug, je roffelt je schoolwerk eigenlijk gezegd dikwijls maar zoo wat af, je denkt van den vroegen morgen tot den laten avond aan pretjes, ik geloof, dat je te veel vrijheid hebt, je doet en laat wat je zelf goed vindt, maar 't leven is nog wel iets meer.’
Loula zuchtte en telde in haar eigen de balken van de kleine zoldering, vijf in 't midden en dan nog twee van die halfjes aan lederen kant, dus eigenlijk zeven.
‘Later, als je ouder bent,’ vervolgde de juffrouw met een verlicht gevoel, dat Loula haar nu eens niet in de rede viel.... ‘later moet jij je vaders steun zijn, je moet het hem gezellig maken in huis, de oudste dochter, de oudste zuster, die zichzelf vergeet en heelemaal voor anderen leeft, die opgaat in een andermans geluk, die vertroosting brengt in 't leed van anderen.’
Sprakeloos van verbazing kruiste Loula haar handen over haar maag.
‘Nooit meer zeggen, dat u een doodgewone vrouw is, want dat is u heelemaal niet, u is een redenaarster, prachtig, dat eind van de oudste dochter.... de oudste zuster, net een boek, u lijkt wel iets op dat mensch van de plaat, die op papa's kamer hangt, hoe heet ze ook weer.... Hypatia, die hield redevoeringen voor het volk.... nu, maar oom Wierdens moest u eens hooren, hij kon nog een lesje bij u nemen!’
‘Je oom is een braaf man, een beste dominee, ik wilde,
| |
| |
dat hij eens een kras woordje met je sprak, om mij schijn je toch niets te geven,’ zeide juffrouw Betsy een beetje kortaf.
Tot eenig antwoord, sloeg Loula haar beide armen om juffrouw Betsy's hals, en zoende haar zonder ophouden.
‘Toe, niet boos zijn, ik meen 't, ik wil u geen verdriet doen en ik zal mijn best doen, en meer om anderen probeeren te denken, 't is ook afschuwelijk zelfzuchtig, zooals ik doe, hè?’
‘Zóó erg is 't niet,’ vond juffrouw Betsy, maar ze keek Loula vriendelijk in de eerlijke grijze oogen en zeide hartelijk: ‘Loula, ik kan je niet zeggen, hoe'n pleizier je me nu doet.’
En toen Loula even daarna bedaard het provisiekamertje uitging, dacht juffrouw Betsy, de lastigste is Loula, en toch houd ik van de vier kinderen 't meest van haar.
‘Ben je al dien tijd in 't provisiekamertje geweest?’ vroeg Elsje.
‘Ja, en wat doe jij, nauwelijks is je vacantie begonnen of je zit weer met een schrift onder je neus?’
‘O, ik heb twaalf sommen als vacantiewerk opgekregen en nu doe ik ze liever maar eerst af,.... alleen.... ze zijn vreeselijk moeilijk, wil je, even maar, deze eene?’ Ze zag Loula smeekend aan met haar groote, schitterende oogen.
‘Je weet sommen is mijn fort ook niet, als 't een opstel was, zou ik zeggen met genoegen.... maar’.... Ze nam 't boek.
‘Als de wijzers van de klok staan,’ las ze voor, ‘dat is zoo'n pendulesom, o, die is gelukkig niet zoo verschrikkelijk moeilijk, kom hier, we gaan er vlak voor staan.’
‘Je verzet de klok toch niet?’ vroeg Elsje.
‘Ja, kind, anders zie ik geen kans je ze uit te leggen.’
‘Goed dan,’ zuchtte Elsje.
Vlug en duidelijk legde Loula 't haar uit.
‘Ben je er nu?’
| |
| |
‘Ja, heerlijk, dank je wel.’
‘Nog éen, Elzebel?’
‘Als je blieft.’
‘Dat vind ik nu een drakige som, wat kan 't ons nu eigenlijk schelen hoe lang A. en W., met andere woorden Alex en Willy, aan dien muur metselen. He, wat een moeielijke som. Alex werkt langzamer dan Wil, dat is hier bij ons het geval niet.’
‘Toe, Loukie, maak nu geen gekheid, dan begrijp ik er heelemaal niets van.’
‘Zooals hare Majesteit 't wenscht.’
Een poosje spraken ze niet, Loula knabbelde op een potlood en Elsje staarde haar aan.
‘Ik heb 't, ik heb 't!’ juichte Loula, ‘maar je moet me niet zoo strak en lang aankijken, kind, 't is om er een nachtmerrie van te krijgen!’
‘Keek ik zoo mal!’ vroeg Elsje.
‘Nog al, zoo benauwd, precies alsof je leven van die som afhing. Maar kijk nu eens, je moet hier van een veronderstelling uitgaan.’
‘Van een wat?’
‘Van een veronderstelling. Kijk, ik zal 't je met de cijfers laten zien. Begrijp je 't nu?’
‘Nog niet.’
Loula probeerde 't op een ander maniertje.
‘Ja, ja, nu wel,’ antwoordde Elsje verrukt.
‘Ga je dan nog even met me uit, een paar boodschappen doen?’
‘Graag, dan zal ik jouw hoed en mantel wel van boven mee nemen.’
‘Dat is goed.’
‘Waar moet je eigenlijk heen?’ Loula keek haar lachend aan, ze was bedolven onder twee wintermantels en bonte mutsjes.
‘Een boek terugbrengen, dat ik geleend heb, in de Baan, dus nog al ver. Waar zijn de jongens toch?’
| |
| |
‘Alex zit boven te lezen op zijn kamertje, en Wil speelt in den tuin.
Ze waren precies hetzelfde gekleed en bijna even groot, Loula was misschien iets langer.
Elze zag er allerliefst uit; 't blonde haar hing als een gouden manteltje tot haar middel en Loula had iets van een Zigeunersmeisje met de korte, roodbruine krullen, die aan alle kanten uit het mutsje sprongen.
‘We gaan even een boodschap doen, juffrouw!’ zeide Elze.
‘Zullen jelui op tijd thuis zijn, want papa heeft om één uur vergadering.’
‘We zullen er om denken,’ beloofden ze bijna tegelijk.
't Was heerlijk lenteweer.
‘Veel te warm voor een muts,’ vond Loula.
‘We moeten toch wat aanstappen, Loula, als we precies om twaalf uur thuis willen zijn. Laat je je mantel openhangen, 't staat een beetje slordig, vind ik.’
‘Kom, niet zoo “moederen”, Queenie!’
Elze lachte.
‘'t Is eigenlijk heel verkeerd bij ons.’
‘Hoe meen je?’
‘Wel, ik moest de oudste zijn in plaats van jij.’
‘Nu, dat ben ik heelemaal met je eens.’
Ze hadden haar boodschap gedaan en liepen wat langzamer. Fel scheen de zon op de huizen in de Maliebaan, op de kale boomstammen en verguldde de wijzers van den Dom zoodat 't leek of ze van goud waren.
‘Gek, dat je dienzelfden Dom ook bij oom en tante Wierdens ziet, uit 't raam van oom's studeerkamer,’ zeide Loula droomerig.
‘Maar je kunt er niet op kijken.’
‘Neen klein zotje.... of je moest Argusoogen hebben, denk ik, en dan nog heele sterke Argusoogen.’
‘Ik herinner me niet precies, hoe de kamers zijn in de pastorie.’
| |
| |
‘Je bent er ook in lang niet geweest, Els.’
‘Ik vind het ook niets prettig logeeren. Zoo roezig en raar.’
‘Hè, juist leuk!’
‘O, neen, tante gaat ieder oogenblik weg; als je denkt we zitten nu eens prettig te praten, dan vliegt tante naar den tuin; ik voel me er nooit op mijn gemak en al die jongens, de grooten houden me voor den gek en de kleintjes zijn nog erger. Toen ik er verleden was vroeg tante me, of ik even op Harry en op Broer wilde passen, “en let dan meteen even op, dat de melk niet overkookt,” riep ze half buiten de kamer.
“Precies iets voor tante Willemien,” lachte Loula, “en hoe liep 't af?”
“Nou, heel slecht natuurlijk, de melk kookte al over toen ik er naar keek, Harry gooide iets om, een vaasje geloof ik, en Broer hing uit 't raam, zoodat ik in doodsangst was, dat hij er uit zou vallen.”
“Als tante mij zulke dingen opdraagt, zeg ik altijd, ik doe maar één ding te gelijk.”
“En wordt ze nooit kwaad?”
“Tante Willemien? Nooit. O, 't is een pastorie uit zoo'n echt Engelsch, gezellig boek.”
“Als ik er logeer, moet ik altijd denken aan een nichtje met zeven neefjes.”
“Ja.... waarom zou tante ons nu niet met de Paaschvacantie gevraagd hebben?”
“Ja, dat weet ik niet.... wat ik ook zoo vervelend vind, zijn die rare kennissen. Om nu te eten bij boeren.”
“Dat doen oom en tante toch niet?”
“Neen maar de groote jongens wel. Eens hebben ze mij meegevraagd, ik zeide, dat ik niet durfde en tante antwoordde: “Kom Els, dat zou ik nu maar eens probeeren.” Ik ging met Frans en Johan, maar ik vond het vreeselijk, ze aten allemaal zoo ongemanierd, tegelijk eten en drinken en smakken,.... brr!”
“Arme Els!” lachte Loula. “Neen, ik gaf een mooi
| |
| |
ding als ze me nu vroeg. Om nu buiten te zijn, zoo vrij en buiten is 't al half zomer!”
Wanneer er iets in Loula's hoofd opkwam, wilde ze wel dadelijk uitvoering aan zoo'n gedachte geven.
“Als ik tante eens ging verrassen?”
“Dat zou ik nooit doen, ze kan wel schoonmaken of zoo.”
“Dat doet er niet toe, dan help ik haar!”
“Toe, ga maar niet, 't is juist gezellig samen eene vacantie thuis en juffrouw Betsy zeide, dat ik mijne heele afdeeling op een avondje mocht hebben, en 't zou zoo prettig zijn, als jij er bij was,” vleide Elze.
Loula streed een klein strijdje, als ze tante Willemien eens schreef of ze de heele vacantie komen mocht, wist ze zeker dat tante haar onmiddellijk zou antwoorden, dat ze welkom was, maar.... ze had zich nu juist voorgenomen om wat meer om anderen te denken en een blik op Elze's zacht gezichtje zeide haar duidelijk, dat Elze's vacantie zonder haar veel minder prettig zou zijn.... dus niet gaan.... neen.... niet schrijven, niet gaan.
“Wat doe je van avond?” vroeg Elze, toen ze al vlak bij huis waren.
“Ik ga naar de Normannetjes.”
“Ben je er gevraagd?”
“Denk je nu, dat ik overal uit mijn eigen op af ga?.. neen, hoor! Mevrouw vroeg 't van 't balcon, toen ik in den tuin de kippen eten gaf.”............................................................................
Precies om twaalf uur ging Willy papa roepen.
“Alles is klaar,” zeide hij met zijn hoog, schel jongensstemmetje.
Mijnheer Almerus keek met een vroolijk gezicht rond, hij had pleizier in zijn viertal, hij hoorde zelden klachten over ze en als hij moe van zijn werk was, vond hij 't eene uitspanning om in de eetkamer naar de gesprekken van zijn kinderen te luisteren. Zelf zeide hij meestal niet veel en knikte ze maar eens lachend toe.
| |
| |
“Wat is er met de pendule gebeurd?” vroeg Alex in eens, “die staat nog op tien uur.”
“Hoe vreemd, gisteren heb ik alle klokken nog opgewonden,” zeide juffrouw Betsy.
Loula stond op en zette de wijzers gelijk met 't kleine wekkerklokje, dat op mama's bureautje stond.
“Dat heb ik gedaan om Elsje een som uit te leggen.”
“Jij!” vroeg Alex verwonderd.
“Ze heeft me eerlijk geholpen.”
“De heele som zeker voor je opgeschreven, dat is altijd de manier van meisjes om elkaar te helpen,” dacht Alex hardop.
“O, Xandertje, ik heb me zoo ingespannen en haar een uursom op twee maniertjes uitgelegd, nu praat je weer van dingen waar je niets van weet, ventje.”
“Als 't jou zoo inspant, kan Els wel bij mij komen, ik reken graag sommen uit, ik vind het een heerlijk werk, zoo iets als raadsels of rebussen oplossen.”
“Nu, Els, je hoort 't, die Queen toch, iedereen strekt de handen uit om haar te helpen,” lachte Loula.
Elsje, die voortdurend Willy wenkte om recht te zitten, om 't vleesch, dat hij bij zijn broodje kreeg met zijn vork te eten, keek verbaasd naar Loula, die zeker wel drie keer was opgestaan om iets uit de kast te krijgen.
“Je lijkt wel een raaf, je sleept alles uit de kast!” merkte Alexander op.
“Hum!” antwoordde Loula met een vollen mond, “ik hou niet van dit vette vleesch....”
“Wel ja, en daarom eet de juffrouw er een met jam, een met koek en nu troost ze zich door nommer drie droog.... wat zeg ik.... met.... muisjes te nuttigen.”
“Flauw hoor, een mensch moet eten om in 't leven te blijven.”
“Wacht, hier heb ik nog een briefje voor Elsje!” en papa haalde een smal wit couvert uit zijn zak.
“Voorlezen!” gebood Alexander.
| |
| |
Loula keek over Elsje's schouder in den brief en riep: “O, Elzebel, wat dol voor je!”
“Ik brand van nieuwsgierigheid,” zeide juffrouw Betsy.
“De Heer en Mevrouw Oltmans-Wesseling hebben de eer, Elisabeth Almerus uit te noodigen tot het bijwonen van een bal, dat zij voornemens zijn te geven ter eere van hun, o neen.... bij gelegenheid.... och wat staat er nu dat geeft ook niet, ze zijn,” las Elze opgewonden voor.
“Ter Viering van hun twaalf en een halfjarig huwelijksfeest,” viel Loula in, in de groote zaal van Tivoli.... Hemeltje, zijn die menschen zoo rijk, ik vond altijd, dat Cor Oltmans er zoo schunnig uitzag, maar 't kan verkeeren.’
‘Wat een uitval!’ sprak mijnheer Almerus een klein beetje streng, ‘je moet je niet zoo jongensachtig en vreemd uitdrukken, Louise, wat kan 't je schelen of mijnheer Oltmans fortuin heeft of niet.’
‘Neen, dat raakt me ook eigenlijk geen zier,’ flapte ze er weer uit.
Papa zag haar wat verbaasd aan, maar hij vond haar goedhartig, heelemaal niet jaloersch, toen ze levendig uitriep: ‘Papa, nu moet u haar een beeldige jurk geven, dat ze eene echte Queen is, van dat mooie, witte zachte goed en dan dons om haar hals en armen en een beeldig zijden ceintuur, roze Els!’
‘Blauw liever, maar mag dat papa?’ vroeg Elze opgetogen.
‘Zeker, en als mijn oudste meisje er graag net zoo een heeft, mag dat ook.’
‘Dat is royaal, dat moet ik zeggen, maar ik heb in de verste verte geen kennis, die me op zoo'n bal zou kunnen vragen, dus, mocht het eens zoo ver komen, dan klop ik ook bij u aan, papa.’
‘Goed Loukie. En nu, een, twee, drie, naar mijn vergadering, brengen jelui me soms, jongens?’
‘Graag, papa.’
| |
| |
Juffrouw Betsy bleef nu alleen met de twee meisjes, die haar hielpen omwasschen en wegzetten.
‘Vin je 't niet dol, Els?’
‘Heerlijk, als er maar geen jongens komen.’
‘Die eten je niet op.’
‘Neen, dat weet ik wel, maar ik ben geen jongens gewend.’
‘Jij niet, met twee broers en zeven neefjes in Heirum. Er komen natuurlijk jongens op zoo'n groot bal. Vriendinnen van Nora en vrienden van Leo.’
‘Leo is tien, gelukkig geen groote jongens, die je voor den gek houden.’
‘Kind, wie zal jou nu voor den mal houden, dat zou ik wel eens willen weten,’ en juffrouw Betsywond een der goudblonde krullen om haar vinger, ‘wat zeg jij er van Loula?’
‘Ik zeg, dat Els zichzelf altijd minder maakt dan ze is. Je bent niet dom, niet zóó leelijk, dat ze voor je op de vlucht gaan, je bent vroolijk en je.... bent nu eenmaal Koningin Elisabeth.... en.... dat zou ik nog vergeten, je danst keurig.’
‘O, ja dat is waar, dat doe ik nog al goed,’ en Elze keek blij rond, dankbaar, dat ze eindelijk iets gevonden had, waar ze nu zelf tevreden over was.
Na de vergadering, toen papa voor 't raam van zijne kamer keek, hoe Loula het konijnenhok van Willy schoon maakte, dacht hij ineens aan haar uitval onder de koffietafel.
Langzaam liep hij de kamer op en neer, bleef een poos in gedachten verzonken voor het portret van zijne vrouw staan en ging toen weer naar 't venster.
Met groote stappen bracht Loula ieder konijn naar een omrasterd, klein grasveldje, gevolgd door Willy, die 't uit schaterde.
‘Ze is toch wel wat jongensachtig, die Louise, maar och, dat zal met de jaren wel beter worden. Juffrouw Betsy doet wat ze kan. 't Is ook heel moeielijk om moederlooze meisjes op te voeden, een moeder kan meer zeggen,
| |
| |
meer van ze gedaan krijgen dan eene juffrouw-huishoudster en toch klaagt ze nooit bij me over de kinderen. Met Elze zal ze niet veel te stellen hebben, maar Loula kan 't haar wel eens lastig maken, ik moet haar maar eens flink onderhanden nemen en wat meer op haar manieren letten.’
Het hok was schoon en Willy bracht nu de witte konijnen er weer in.
't Werken in de open lucht had Loula sterk herinnerd aan de groote vacantie in Heirum, hè,.... om nu naar de pastorie te gaan. Elze had haar bal.... en dan, ze had juffrouw Betsy beloofd nu eens heel behulpzaam te zijn, als ze nu toch weer eens veel onhandigheden beging, ze kon tante Willemien even goed helpen als juffrouw Betsy. Daarbij kwam, dat Elze 't heerlijk vond om huishoudelijke dingen te doen en Elze deed het beter ook. Die lieve Els, ze kon nooit jaloersch op haar zijn en toch had ze 't gevoel, dat Alex en Papa meer van Elze hielden dan van haar, zeker omdat ze zooveel op mama leek met die groote zachte oogen en dat mooie, rechte neusje.... als ze nu toch maar eens aan tante schreef?....
Denken en doen was één bij Loula.
Geen vijf minuten later zat ze boven op haar slaapkamertje te schrijven.
‘Beste tante Willemien, mag ik morgen voor vier dagen te Heirum komen? Juffrouw Betsy zegt, dat 't noodig zou zijn voor me om eens een krachtig woordje van oom te hooren. Elze gaat naar een bal, ik niet. Misschien is u midden in uw schoonmaak, maar dat geeft niets, ik help graag en wil de jongens wel van de vloer houden, als u dat verlichten kan. Toe, zeg maar dat 't goed is en laat bode Brouwer vanavond nog even 't antwoord brengen, dan ben ik vóór den nacht uit de onzekerheid.
Allemaal hartelijke handdrukken voor u tweetjes en voor de jongens van
uw Loula. (in haast.)’
| |
| |
Dààr, nu had ze het gedaan. Om half vijf kon tante 't briefje hebben, maar dan moest ze nu vliegensvlug naar het postkantoor.
Vier dagen, die zijn in een wip om, och, Elze zal er niet treurig om kijken, misschien even, heel eventjes maar; zoo suste ze haar geweten wat in slaap, maar toen ze na het eten met Alex naar papa's studeerkamer ging voor de Engelsche les, had ze toch een onrustig gevoel.
Om zeven uur moest de bode er zijn, hij kwam den laatsten tijd dikwijls met het spoor.
Bij iedere bel schrikte Loula op en ze was erg onoplettend.
Mijnheer Almerus was lang in Engeland geweest en hij had er veel plezier in, om met zijne kinderen wat Engelsch te lezen en hunne uitspraak te verbeteren.
Alex en Loula leerden het wel op school, maar ze merkten best, dat papa's lessen hun flink vooruit hielpen en ze hadden dan ook nog al mooie cijfers voor 't Engelsch.
Meestal lazen ze een kort verhaal, dat ze den volgenden keer 'n 't Engelsch aan papa vertelden. Over 't geheel deed Loula het 't best, maar vandaag verwarde zij zich erg in hare zinnen, zoodat Alex 't einde vrij wat vlugger en minder hakkelig eraf bracht dan zij.
't Was nu half zeven.
Papa ging naar zijn boekenkast en greep er een klein, smal boekje uit.
‘O, dat is dat gezellige boek over de jeugd van beroemde mannen en vrouwen,’ zeide Elze.
‘Begin jij maar eens, kleintje.’
Elze kreeg altijd een kleur als ze begon. Ze las goed, langzaam en zuiver en vergiste zich weinig of nooit.
Na haar kwam Alex en toen hij goed op gang was werd er aan de deur geklopt.
‘Binnen.’
Dientjes hoofd kwam om den hoek.
‘Mijnheer, daar is Brouwer.’
‘Brouwer, wie is Brouwer?’
| |
| |
Loula kreeg een kleur als vuur. Hè, 't kon niet vervelender treffen.
‘Brouwer, de bode uit Heirum mijnheer, hij heeft een briefje voor jongejuffrouw Louise en hij weet niet of hij op antwoord moet wachten of niet.’
't Was een haastig geschreven briefje:
‘Lieve kind, we verheugen ons erg om je te zien, kom maar zoo vroeg als je kunt. Je bent ons hartelijk welkom.’
Je liefh. tante W.
‘Hij kan weggaan, Dientje,’ zeide Loula en stak het briefje in haar zak.
‘Van tante Willemien?’ vroeg Alex.
‘Wat schrijft tante, Louise?’
‘O, papa, dat ik, of ik.... of ik morgen kom.’
‘Of jij morgen komt?’ riep Elze verbaasd uit.
‘Ja,’ antwoordde Loula kortaf.
‘Mag ik dat briefje eens zien, kind?’
‘Als je blieft papa,’ ze reikte 't couvertje aan haar vader over.
In een oogenblik had mijnheer Almerus 't doorgelezen, toen keek hij zijne dochter nadenkend aan en zeide: ‘'t Komt mij zoo voor, dat het een antwoord is op een ander briefje, dat jij.... hum?’
‘Dat ik geschreven heb, dat is ook zoo papa. Van middag kreeg ik ineens zoo'n zin om de heele vacantie naar tante Willemien te gaan. De heele vacantie vond ik wat kras, toen dacht ik, vier dagen is ook al een aardig verzetje. Ik schreef tante Willemien en verzocht haar me per omgaande te antwoorden.... dus nu ga ik morgen.’ 't Kwam er ferm uit.
‘Ziezoo, laten we nu maar weer eens kijken, hoe die piot in zijn jeugd was, hoe heet hij ook weer, Benjamin Franklin. We mogen onzen bliksemafleider van 't voorjaar wel eens na laten kijken, papa. Nu Els, lees nu maar weer
| |
| |
op. We waren gebleven, dat Franklin leefde van 1706 tot 1790 en dat hij de uitvinder was van de bliksemafleiders, daar, begin nu, boven aan 't blad.’
Elze schraapte haar keel, maar begon niet; papa ging achterover in zijn stoel zitten.
‘Op 't oogenblik gebruik jij Franklin zelf als een bliksemafleider.’
‘Hoezoo, papa?’
‘Begrijp je dat niet?’
Ze haalde driftig de schouders op en mompelde zoo iets van: ‘een drukte voor niets,’ en ‘ik ben toch geen klein kind meer.’
‘Op zijn minst genomen vind ik je handelwijze bazig en hoogst eigenmachtig.’
Ze keek koppig voor zich uit.
‘Waarom niet eens gezegd: papa ik zou zoo graag weer eens in de pastorie logeeren, me dunkt, we weigeren jou niet dikwijls iets.’
‘Hum.’
‘Heeft ze er met jelui over gesproken, kinderen?’
Alex knikte ontkennend met het hoofd en Elze zeide goedig: ‘Ze is er zóó graeg en tante en de jongens.... en oom ook zijn dol op haar.’
‘Wist juffrouw Betsy er van, Louise?’
‘Neen, papa, ik had niet verwacht, dat daar zoo'n drukte om gemaakt zou worden.’ 't Kwam er brutaal uit.
‘Kom Alex en Elze ga maar naar beneden, we zullen dit verhaal den volgenden keer wel uitlezen.
Loula stond ook op.
‘Ik had liever, dat jij nog even bleef.’
‘Goed.’ Met een plof ging ze achter in haar stoel zitten.
‘Toe, Loula, maak 't nu gauw goed,’ fluisterde Elze haar in.
Op 't portaal hoorde ze Alex vragen of Elze mee ging naar zijn kamertje, maar wat ze verder spraken, verstond ze niet.
| |
| |
Ze keek 't raam uit in den grooten tuin, in den kleinen tuin van de Normannen en dan naar de bloemisterij met de groenachtige kassen, die wonderlijk gekleurd werden door het licht der ondergaande zon. Bij de buren rechts, bloeiden de sneeuwklokjes al. Wat vroeg! Hè, daar liep Willy, hij zwaaide naar boven en ze wuifde terug. Papa ging voor zijn schrijftafel zitten.
Ze deed haar best om te luisteren wat Alex zeide, nu hoorde ze het.
‘Ik vind het erg geëmancipeerd van Louk.’
‘Wat?’
‘Geëmancipeerd, parmantig, bazig!’
O, die Queen, nu weet ze niet wat geëmancipeerd is, dacht Loula en ze hoorde, hoe Elze haar verdedigde met haar zacht, lief stemmetje:
‘Vacantie is voor Loula heel iets anders dan voor mij.’
‘Zoo? Waarom?’
‘Ze houdt niets van werkjes in huis te doen. Ik ben blij als ik niet naar school hoef en als we gezellig met elkaar zitten. Maar Loula wenscht andere dingen. Die heeft er graag de Normannen bij en gaat graag zelf uit.’
Meer verstond ze niet.
Nu viel haar oog op mama's portret. Ze had dikwijls gehoord en gelezen, hoe alleen maar het portret eener gestorvene moeder een kind kan verbeteren.
't Was een mooi geschilderd portret, heel groot en wàar men in de kamer stond, overal keken de groote oogen je aan.... Elze's oogen.
‘Wat kan 't kijken naar dit portret nu voor veranderingen in me bringen,’ dacht Loula boos, toen ze Eva Norman in den tuin zag loopen.
't Was bij half acht, 't werd donker en de schaduwen in de kamer en buiten werden steeds langer.
Papa stak een lamp op en 't zachte licht viel nu op 't groote portret.
| |
| |
Ik wilde, dat het in de huiskamer hing, 't is zoo'n snoezig gezicht. Ze was heel zacht en heel lief, als kind zeker net zoo als Elze. Als Elze nu later trouwt en haar kinderen doen haar verdriet.... gekke gedachten. Wanneer mama nog leefde zou ze 't meest van de anderen houden, veel meer dan van mij.... of misschien juist 't meest van mij, je leest wel eens dat moeders 't meest ophebben met de lastigste, ondeugendste kinderen.
Groote dikke tranen rolden langs haar wangen.
‘Papa, mag ik naar de Normannen gaan?’
‘Zeker, Louise, als je me toch niets te zeggen hebt.’
Nog een kleine strijd met haar koppigheid.
Dan stak ze haar hand flink uit, hief 't betraande gezichtje omhoog en zeide zoo vast als ze kon; ‘Papa, als u liever heeft, dat ik niet uitga, wil ik, voordat ik naar hiernaast ga, nog wel een briefje schrijven aan tante. Ik zie nu wel in, dat ik niet zoo stiekum had moeten zijn.’
Ze hield op en zuchtte.
Papa nam 't kleine bruine handje tusschen zijn groote, blanke handen en zeide vriendelijk: ‘'t Doet me plezier, dat je ongelijk kunt bekennen, kind, en wat die vier dagen betreft, ga gerust, ik hoop alleen, dat mijn oudste wat vertrouwelijker en mededeelzamer thuis wordt. Als zij er nog was,’ en hij wees naar het portret, ‘zou dat makkelijker gaan, hè, je moet niet vergeten, dat jij mijn oudste meisje, mijn steuntje moet wezen.’
‘Ik wil graag mijn best doen,’ antwoordde ze met een snik. Toen ging ze de kamer uit naar beneden.
Even daarna kwamen Elze en Alex van boven.
‘Els, kijk eens even.... mijn oogen, toe gauw.’
‘Nog een beetje rood.’
‘Wat zal ik er aan doen?’
‘Heb je al met water gebet?’
‘Ja.’
‘Kom mee, 't waait nog al, dan gaan we maar een beetje door den tuin loopen.’
| |
| |
‘Best.’
‘Hoe is 't gegaan, Loula?’
‘O, goed, papa is een kraan.’
‘En mag je morgen?’
‘Ja.’
‘Gelukkig voor je.’
‘Lieve Queenie, wil je nu wel gelooven, dat ik van avond graag bij jelui thuis bleef?’
‘Meen je 't?’
‘Zeker,’ antwoordde Loula hartelijk.
‘Kom nu even hier bij 't licht, dat uit de keuken schijnt.’
‘Nog rood?’
‘Neen, je kunt best gaan.’
‘Dag Els!’
‘Veel plezier Louk, ik zal opblijven, kom je dan niet te laat?’
‘Neen, dat beloof ik.’
|
|