Woord vooraf
A.L. Kóks Ont-werp der Neder-duitsche letter-konst is binnen de geschiedenis van de Nederlandse taalkunde niet geheel onopgemerkt gebleven. Al bijna 60 jaar geleden duidde De Vooys het aan als de verbinding tussen de spraak-kunst uit de triviumperiode met die uit de achttiende eeuw, als de brug ‘die van Van Heule naar Moonen voert’.
Met deze uitgave wordt de tekst van het Ont-werp bereikbaar en, naar ik hoop, toegankelijk gemaakt. Het bronnenonderzoek, waarvan het resultaat in een deel van de inleiding en in de kommentaar is vastgelegd, is wat ontluisterend voor Kók: het Ont-werp blijkt voor het overgrote deel terug te gaan op Vossius' en Van Heules spraakkunstige arbeid.
Aan deze uitgave heb ik een aantal bijlagen toegevoegd: ze doen ons Kók als taalkundige wat beter kennen, laten zien dat hij zich al vanaf zijn eerste publikaties heeft geïnteresseerd voor de spraakkunst van het Nederlands, en dat hij met zijn boek beoogde de grammatica binnen het kader van het trivium toegankelijk te maken.
Mijn dank gaat hier uit naar mevrouw drs. E. Ruijsendaal die mij een aantal aanvullende gegevens deed toekomen, naar dr. S. Hart die een aantal onbekende gegevens aangaande het leven van Kók uit de Amsterdamse archieven te voorschijn bracht, naar prof. dr. D.M. Bakker, drs. H. Klifman en dr. L. Peeters, die bij het typoscript een aantal kritische opmerkingen plaatsten, evenals drs. J. Knol over wiens nauwgezette lezing van het typoscript menige bladzijde van deze uitgave een boekje open zou kunnen doen.
Malden-Nijmegen
G.R.W. Dibbets