schrijvers zijn niet ‘verbaasd elkander te ontmoeten’. Inderdaad zijn zij in opvattingen verschillend. En in rustiger tijden hebben zij misschien ieder het heil van eigen groeps- en levensverband gediend zonder zich om het verband des geheels te bekommeren: de vanzelfsprekende vrijheid deed hen dit vergeten. Maar nu een gevaar dreigt dat de gemeenschappelijke wortel van ieders ontplooiing zou kunnen doden, nu zijn zij zich die wortel als een dieper-liggend en gemeenschappelijk te verdedigen bezit bewust geworden en scharen ze zich aaneen. -
Dit gemeenschappelijke goed is de vrijheid, hèt geestesgoed bij uitnemendheid van Nederland. De arbeid der grootsten van ons voorgeslacht die haar hebben tot stand gebracht, betekende nooit inspanning tot behoud van een verworven goed, maar strijd tot verwerving. Zo was het bij Willem van Oranje, bij Erasmus en Grotius en het is daarom dat de beschavingsgeschiedenis aan deze namen een blijvende plaats toekent. In haar scheppende vertegenwoordigers is de vrijheid altijd radicaal geweest. Ze had dan de traagheid der overheersende meningen tegen zich, maar de toekomst vóór zich en werd door den tijd in het gelijk gesteld. Zo heeft ieder tijdperk onzer geschiedenis zijn strijders voor de vrijheid op het gebied van samenleving, wetenschap en religie gekend. En slechts daar waar geestelijke beperktheid de vrijheidsdrang knechtte, kon het schijnen alsof de ene streving de andere in den weg stond. Het is voor de Nederlandse vrijheid in dezen zin, dat de stem van Waakzaamheid opgaat.
Is de verscheidenheid van richting der auteurs hiermee gerechtvaardigd, zo bewijst de verscheidenheid der onderwerpen, welke waarden al niet gemoeid zijn met de storm die opsteekt. Het kwam ons juist voor, dat het eerste geschrift tot op den bodem der zaak zou gaan. Het