Het stamboek op de papiere snykunst van Mejuffrouw Joanna Koerten, huisvrouw van den heere Adriaan Blok: bestaande in Latynsche en Nederduitsche gedichten der voornaamste dichters(1735)–Joanna Koerten– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 209] [p. 209] Ter eere van juffrou Joanna Koerten, op paauwen door M. Hondekoeter getekent. Geen vogel vloog van myn penseel, Gelyk de Paauw, zoo fraai en eêl, Die Juno, door haar groot vermoogen, Beschonk met Argus glinstrende oogen. Dus heerlyk heeft Minerf de Faam Versiert met Koertens kunst en naam, Wier glans op d’aardt noit zal verdwynen, Zoo lang Apolloos straalen schynen. Noch op eene tekening van den zelven. De Paauwestaart verbeelt een schat, Die in zich ’s weerelts ront omvat. De Schaar verbeelt Joannaas gaven, Dat geen vernuft weet na te draven. [pagina 210] [p. 210] Onder H. Hengstenburgs geschilderde vogels. Ieder Vogel fluit of zingt, ’t Geen Natuuur hem heeft gegeven. Die naar groote kunst wil streeven, Volge daar zyn lyst hem dringt. Daar van toont Joanna blyken. Die de schaarkroon komt te stryken. Onder H. Hengstenburgs vogeltje. Gelyk dit Vogeltje gestaag naar ’t bloemwerk ziet, Zoo staart vrou Koertens oog op ’t wit dat zy beschiet. Onder eene tekening van P. Tideman. Joanna draagt geen praalgewaaden, Kleinodien, noch dierbaar gout, Maar pronkt met deugt en kunstsieraaden, Waar van de luister noit verout. D. van Hoogstraten. Vorige Volgende