Het stamboek op de papiere snykunst van Mejuffrouw Joanna Koerten, huisvrouw van den heere Adriaan Blok: bestaande in Latynsche en Nederduitsche gedichten der voornaamste dichters(1735)–Joanna Koerten– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 195] [p. 195] Aan de schaarkunstige juffrou Joanna Koerten, huisvrou van den heere Adriaan Blok. Uw schaartje vergt myn pen te veel, Te veel, en veel te weinig tevens, Vernuftig brein, dat veel meer levens Prent in gesneên papier dan andere op het heel: Hun macht moet, als te zwak, bezwyken. Nooit kunt ge uw schult van plicht voldoen. Wat gunstig oordeel baart vermoên, Dat hun bedryf behoort ook in uw Boek te pryken? Kan ’t echter uwen lust verzaân; Kan u ’t onsmaaklyk voedsel smaaken, En ’t onvermaaklyk u vermaaken, Zoo doe ’t eenvoudig schrift by ’t zwierig schryven staan. [pagina 196] [p. 196] Maar met beding, ô roem der vrouwen, Die staâg van breinvrucht zwanger zyt, Dat gy van opspraak my bevrydt, Naardien men zulker lust, hoe vreemdt, niet mag onthouwen. Aan de zelve. Hoe zal myn slechte pennezwier Uw kunst naar waarde pryzen? Verschoon, Mejuffer, deze lier, Die ook komt eer bewyzen Aan uw begaafde schaar en hant; Waar meê gy kunt braveeren De kunstenaars, die in ons lant Met kunstsneê zich geneeren. Toen gy voorheen my gunde d’eer Van uwe kunst t’aanschouwen, Verbaasde ’t myn gezicht zoo zeer, Dat ik niet kon ontvouwen Naar eisch uw’ welverdienden roem; Doch kan nu niet vermyden Te roemen u, puik Amstelbloem, Een wonder onze tyden. J. Foucquart. Vorige Volgende