Het stamboek op de papiere snykunst van Mejuffrouw Joanna Koerten, huisvrouw van den heere Adriaan Blok: bestaande in Latynsche en Nederduitsche gedichten der voornaamste dichters(1735)–Joanna Koerten– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 144] [p. 144] In het stamboek van juffrou Joanna Koerten, op haare snykunst. D’aaloutheit liet een ieders roembre daân, Met dierbaar gout, op onverwelkbre blaân Naar eisch beschryven, Opdat hun naam onsterffelyk zou blyven. Schoon duizenden het graf dus zyn ontrukt, Joanna is ’t met grooter roem gelukt; Wyl zy geen glanssen Van andren leent, maar vlecht haar eigen kranssen Uit lauwren van papieren, daar de tydt, Die ’t al verslindt, vergeefs zyn kracht op slyt. Beschouw de beelden En vruchten, die haar geest en schaartje teelden. Schoon Atropos ons levensdraadt af kerft, Dees wondre vrou, wier naam, door kunst, verwerft, Een eeuwig duuren, Blyft steeds vermaart by vreemden en gebuuren. Men zoek’ voortaan geen Nyl zonder Tiberstroom Om wonderen; begeef u zonder schroom In Amstels wallen, Daar staat op ’t schoonst een nieuwe kunst te brallen; [pagina 145] [p. 145] Een vinding van de weerelt noit beschouwt, Veel eedler dan kleinodiën en gout. Wie kan nu zetten Een’ toon om ‘t werk naar waarde te trompetten? Zag Hooft eens op, wat zou hy klanken slaan! Of Konstantyn, of d’Agrippynsche zwaan! Hoe zou elk zingen, En Koertens lof tot door de wolken dringen! Maar neen; waar of de drift my heenen voert? ’t Is noodeloos hun heilige asch geroert; Want schoon zy leefden, Haar naam en kunst des niet te verder zweefden; Die zyn voorlang het aardryk door verspreit. Waar ’t dan geen blyk als van vermetelheit Met reênsieraaden, En woordenstyl haar glori t’overlaaden? Zy is alleen zich zelf gelyk, die hant Heeft ook voor zich den zegepalm geplant. Onnut is ’t looven Voor die altydt het pryzen streeft te boven. Men zwyge dan eerbiediglyk als stom, En kusse hier, gelyk een heiligdom, Gansch opgetoogen, De schaar die zoo veel wondren brengt voor d’oogen. C. Brakel. Vorige Volgende