Het stamboek op de papiere snykunst van Mejuffrouw Joanna Koerten, huisvrouw van den heere Adriaan Blok: bestaande in Latynsche en Nederduitsche gedichten der voornaamste dichters(1735)–Joanna Koerten– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 142] [p. 142] Op de onvergelykelyke snykunst van juffrou Joanna Koerten. ‘t Penseel voorheen vermaart om wondren af te maalen, Buigt heden voor een schaar, door geest en kracht bestiert, Waar is Athene nu? waar Rome dat men viert? Dat nimmer man vermocht, kan hier een vrou behaalen. ’s Lants anker, Jan de Wit, zoo kunstig doorgesneên, Dat d’achterzyde ons toont den Ruwaart zynen broeder. Zoo wort gy door uw hant dier helden tweede moeder: Zy waren lotgemeen; gy knipt ze ook bei door een De groote Balthazar zal u getuignis geven, Getroffen op zyn’ stoel, als of hy bezig was In ’t overdenken van het geen hy schreef of las. Dit zweemt naar ’t maalen niet, dat schynt gelyk aan ’t leven. De velden, ’t vee, geboomt, gevogelte en gebloemt, De steden, ’t scheepryk Y, zyn vlooten en gebouwen, Verplichten zich om strydt uw gaven te beschouwen, En klagen dat men noit uw kunst naar waarde roemt. De pen van Bekker ook, wat roem zy heeft bekomen, Is noch te zwak, met welk een lof ze u overstort; Dies schiet de myne voor uw’ luister veel te kort: Haar kleene dankbaarheit werd’ heuslyk aangenomen. Henrik van Halmael. Vorige Volgende