De wegen(1916)–Marie Koenen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 161] [p. 161] Nagezongen [pagina 163] [p. 163] Carillon In de oude stede Brugge, in die wondre vlaamsche veste, als de avondschemers zweven, - rinkel-teer en rag verweven, diep en dragend ook bijwijlen, wislend als des dichters rijmen, zingend, biddend - luidt de beiaard van den belfrood op het marktveld, in de oude stede Brugge. Klankvol dreunend, diep beduidend stiller antwoord, op 't welluidend klepelklokjes klankenrijgen, twalef zware slagen vallen, - en uit 's hemels stille hallen stilte op de stad komt zijgen. Stilte door het luchtruim dwaalt, stilte over d' aarde daalt. Hier en daar nog treden schreden van een poorter, die tevreden huiswaarts keert door d' avondstede, en een wijle - echo's leven in de oude stede Brugge. [pagina 164] [p. 164] In mijn ijle sluimerdroomen hoor ik almaar klanken komen, welke luid de vlucht verkonden van de stille nachtestonden. - Klokken luiden, droomen zwerven, droomen in 't gelui versterven, 't luiden sterft in droomgefluister. Zwermen droomen komen luidend, klokkentonen droombeduidend uit die verre wereld komen, waar de klokken en de droomen wonen in het eenzaam duister. Al het andre slaapt in Brugge, in die wondre vlaamsche stede. 'k Meen der klokken eêl gespeel lijkt des dichters rijmen veel: ragge rijmen, ranke ronden, al zijn droomen, zangen, vonden, uit den belfrood van zijn brein zijgen, en verloren zijn, op der steden steenen daken. Want bij nacht - welk harte hoort naar des dichters zielewoord? Soms bij dag een man wel gaat, die des dichters stem verstaat, maar de zin hem ijl verzwerft. Klokkenlied in schemer sterft. [pagina 165] [p. 165] Soms - een slapelooze zwerver, in een schamel onderdak aan de dorre levenslanen, als de nevel van den nacht al gerucht tot zwijgen bracht, luistert naar het diep bedied van des dichters zielelied. Tot hij hoort of droomt te hooren, in der zangen zin verloren, droomen, die hij lang beminde, woorden, waar zijn ziel op zinde. Tot in 't eêle klokkenspelen, d' eigen droomenklokken deelen, eigen droom en 's dichters zangen zingen 't ééne zielsverlangen. - Dan ontwaakt hij in den dag, schreiens-droef, maar met een lach. Stille sluimerdroomen dwaalden, klokkenslagen droomend daalden, rond den schemerigen belfrood sliep de wondre stede Brugge. (Vgl. Longfellow) Vorige Volgende