De wegen(1916)–Marie Koenen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] De stem Hun boot op 't dageklare meer Van 't waterklare licht omvloeid, Uit zon en water lijkt ontbloeid, Hun lichte boot op 't lichte meer. Johannes blonde netten boet. - Uit waterglans en zonnestraal Weven zijn droomen ijl verhaal Van hope die haar heil gemoet. Twee stoere mannen, hij de knaap. Bij ruige werkers - mijmerstil Een droomer hij, in 't lichtgeril Ontwakend uit z'n kinderslaap. Hun boot op 't klare water deint. Hun handen tasten zon en zon. Johannes wonder wenschen won Naar daad, die droomen overschijnt. [pagina 48] [p. 48] Glanshuiveringen om den boeg Beven in sidderkringen wijd. Een visch op zilvren vin gespreid Lichtflonkers door de klaarten joeg. Ziels heimwee blinkt uit oogenschijn Door uchtendlucht en openheid Naar 't strand van Gods ontloken tijd, Waar Liefde schoonste daad zal zijn. Naar 't strand, vanwaar de Stemme daagt Door de openheid der uchtendlucht, Ontmoetend in haar lichte vlucht Droomhuiver, die naar daden klaagt. De stem Johannes' blikken raakt, Een klaarte die hun klaarte blindt: Der aarde schijn en zijn verzwindt - Gods stem Johannes' harte raakt. Viel van zijn schouders ijl en zacht De schemermantel van den dood? Op 't water deint verlaten boot... Johannes komt waar Jezus wacht. Vorige Volgende