De wegen(1916)–Marie Koenen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Morgenster Bidt over d'uchtendzeeën De Ster, de stille Roze Die weet der zielen weeën, Gods Bloeme, uitverkozen Lichtbloeme van Gods weien, - Bloemharte is de Sterre, Der Roze is 't verblijen In bloemenweien verre Te bloeien en te bloeien Tot al heur bladers zijgen En 't Hart alleen blijft gloeien. Tot al heur bladers zijgen Als glansen op de zeeën, Op 't deinen en het hijgen Der rustelooze zeeën, Op 't zwoegende verlangen, Het woelen van haar weeën, haar zuchten en haar zangen. Lichtende rozevlagen neerzijgen en verreinen in glansen alle klagen - Het Hart blijft overschijnen. [pagina 27] [p. 27] Komen door hemelvrede, Door morgenrood en ruste, Van ver-verloren reede, Van ongeziene kuste Nu lichte schepen glijden, Dagende naar den Dag? Beurend, het gouden verblijden, Kruis naast kruis in den Dag?.... Vorige Volgende