Verzen(1923)–Marie Koenen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] Wever Ik wilde als alle menschen zijn, En zonder deze hartepijn Maar lachen en maar praten. Dan liep ook ik hoog opgericht, Dan liep ik door het zonnelicht En door bevlagde straten. Dan kwam die bange drang niet meer, Door levenspijn, door hartezeer, Dan was ik huns gelijke, Dan kwelden mij hun stemmen niet, Ik sprak hun taal en zong hun lied En zou hen niet ontwijken. Nu schuil ik in mijn eenzaamheid, Terwijl mijn hart naar 't leven schreit Waarin het nooit zal deelen, Omdat die pijn me wrang en wreed Den bangen drang in 't harte beet, Die nimmer meer kan heelen. Voor mij geen lach, geen menschenpraat, Geen zon en geen bevlagde straat, 'k Moet in den schemer leven. 'k Moet in den schemer, stil en bang Door hartepijn, uit 's harten drang Maar ijle droomen weven. Doch weef ik op mijn weefgetouw Maar droom en droomen, staag en trouw, Dan weef ik, zonder weten, Van schemers mij een hemelschijn, Waarin al 's harten drang en pijn En 't leven zijn vergeten. Vorige Volgende