Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde. Deel 3
(1973)–G.P.M. Knuvelder– Auteursrechtelijk beschermdAdriaan van der Hoop jr. (1802-1841)Een van de belangrijkste, zoal niet de merkwaardigste onder de figuren die deze fase van de romantiek heeft opgeleverd, is Adriaan van der Hoop Jr.Ga naar voetnoot1. Van der Hoop stamt uit een aanzienlijk Rotterdams koop- | |
[pagina 326]
| |
mansgeslacht. Zijn uitwendige levensloop is niet bijzonder gewogen. Des te heviger heeft hij innerlijk de gebeurtenissen van zijn eigen tijd beleefd en het menselijk leven ervaren als een drama. Autodidactisch maakt hij zich een bijzonder brede ontwikkeling eigen, waardoor het hem mogelijk was op persoonlijke wijze deel te nemen aan het politiek en letterkundig leven van zijn tijd. Hij behoort in beide opzichten tot de school van Bilderdijk; hij verzet zich dan ook zowel tegen de opstand in de zuidelijke Nederlanden als tegen de opstand van de Polen in Warschau, al bewonderde hij de dapperheid der laatsten. De ‘ware’ vrijheidsliefde zag hij geïncarneerd in Wilhelm Tell en de strijd der Nederlanders tegen NapoleonGa naar voetnoot2. Hij gaf aan zijn conservatieve opvatting uiting in diverse lierzangen en dichterlijke verhalen, die nadere bestudering verdienen als belangrijke bijdragen tot de kennis van het politiek-religieus leven van die tijd. Tot het schrijven van deze lierzangen en verhalen werd Van der Hoop geïnspireerd door het bewogen politieke leven buiten zich. Meer rechtstreeks uit de bron van eigen innerlijk leven sproot een aantal verhalende gedichten, waarvan wij er althans één iets uitvoeriger behandelen om er de echte romanticus uit te leren kennen. In 1838 verscheen De Renegaat, een berijmd verhaal. De ‘woeste Renegaat’, deze ‘zoon van het lot’, zoals hij in de opdracht heet, beleeft zijn dramatisch hoogtepunt in het midden van het gedicht, dat het toepasselijke opschrift Middernacht draagt: 't Is middernacht: het uur der geesten, als
De nachtvorstin haar zwarte nevelwagen
Bestijgt, en zich om de elpenblanke hals
Het vale floers des duisters heeft geslagen
Op dit angstaanjagend uur doorzwieren spoken het zwerk op de adem van de wind, of zij vieren, samen met het leger van uit de afgrond opgedoemde geesten, bij een graf met woest gebaar hun helse sabbat. De vampier, uit zijn doodse slaap ontwaakt, klemt zich met scherpe tanden in zijn prooi vast om het bloed te zuigen; de uil krast, de vleermuis gonst; het geheimzinnig nachtleven beheerst palmgroen en dorre heide; de zondaar schrikt voor eigen zuchten, de deugdzame bidt tot God hem van de Boze te verlossen. Deze romantische spooknacht fungeert als begeleidende instrumentatie bij het noodlotsdrama dat zich voltrekt aan Aline en Fernando, die, nauwelijks elkaar gevonden hebbende, wreed door de dood worden gescheiden. In deze huiveringwekkende nacht immers wordt Aline, wegens haar betrekkingen met Fernando, in een zak in zee verdronken, - de barbaarse strafoefening die Van der Hoop ook bij Victor Hugo en Byron (The Giaour) behandeld vond. Dan, met het lijk | |
[pagina 327]
| |
van Aline in zijn armen, woedt in Fernando's innerlijk de strijd tussen wanhoop en smart: volkomen is zijn ellende en naamloos groot, maar de wanhoop overwint, en hij roept de Boze aan als zijn Heer, met de vraag hem, als hij ooit weer een klacht mocht slaken, te vernietigen als een zijn helse meester onwaardige. Hij beroemt zich op zijn vervloekingen, en bespot de Godheid, die hem met bliksemstraal noch dood treft bij zulk een laster. Zijn laatste wens luidt, dat hij, vallende in de komende strijd, als ‘daemon’ of engel met Aline in de dood verenigd zij. - Aldus geschiedt: in het uur van Frankrijks zege, vindt men op het slagveld Fernando met Aline door de hand des doods vereend. Maar daar is een andere episode aan voorafgegaan: vrijwel onmiddellijk op zijn hel- en hemelbestormende uitdaging volgt een tirade, waarin Fernando aan volmaakt hiermee strijdende gevoelens uiting geeft: het past de sterveling niet, de wereldorde te ondervragen teneinde te vernemen waartoe op aarde het kwaad gebiedt. Dat past hèm niet die, zonder het zelf te willen, door de onoplosbare grillen van het noodlot het zijn ontvangt en in de nacht van het leven met blinde kracht wordt voortgestuwd. Hij herinnere zich de les die hem zijn voedster gaf: aan de andere zijde van het graf verkeert de nacht in luister, vindt de zonde eeuwige straf. Zonder dit geloof zou de aarde een woestijn, de mens een helharpij en God een dwingeland zijn. Moge God hem vergeven dat hij dat woord zijn lippen liet ontglippen. Een uitvoerige aanroeping Gods eindigt met de smeekbede hem in het eindeloos ‘Niet’ te vernietigen of hem in het hemels lichtgebied met Aline, ‘als Engel’, weder te verenigen. Het mysterieuze natuurtafereel rond de geheimzinnige middernacht als uiterlijk aspect, maar vooral de demonie die het gemoed verscheurt als innerlijk drama, maken De Renegaat tot een typisch romantisch dichtwerk, typisch voor bepaalde aspecten van de romantiek. De psychologie - de hemeltartende renegaat het ene moment, de God aanbiddende ingekeerde onmiddellijk daarop - is zwak gemotiveerd. Uit het feit dat deze bilderdijkiaan bewust een religieus tegenwicht wilde geven aan de romantische demonie, valt de positief-religieuze tirade te verklaren. Van der Hoops De Renegaat onderscheidt zich van soortgelijk werk van auteurs als Beets en Van Lennep, doordat het de indruk maakt geschreven te zijn door een auteur die de stemmingen en gemoedsbelevenissen, die authentiek geacht worden voor deze verschijningsvorm van de romantiek (het noodlotsdrama en het daarmee verwant proza), in zichzelf ervaren heeft en te vertolken weetGa naar voetnoot3. In het lyrische werk van Van der Hoop herkent men de typische | |
[pagina 328]
| |
gespletenheid, die veel grote romantici van nature eigen is. De zich daarin uitsprekende figuren weten zich ten prooi aan ‘onrust en oneindige boezembeklemming’Ga naar voetnoot4, ‘mijn smart is stom’Ga naar voetnoot5, belijdt hij, en waar anderen vreugde kennen, is hij, de eenzame in zijn smart, tevreden als het ‘gebroken hart’ tenminste rust kent. En zo is het 't hele leven door: ‘het einde is somber als 't begin’Ga naar voetnoot6. Voor een deel komt dit smartgevoel voort uit de gedachte als dichter miskend te zijn, maar ook zonder deze miskenning - Van der Hoop is ook zeer gevierd tijdens zijn leven - zou de grondstemming van Weltschmerz in dit werk hebben doorgeklonken: ‘weemoed en beproeving’ is het enige dat dit tranendal de mens biedt; Zelfs haar uitverkoornen,
Schoon zij luttel zijn
Geeft ze in rozen doornen,
Alsem in den wijnGa naar voetnoot7.
Daar staan tegenover uitingen van volstrekt ander gehalte; in de lente jubelt hij: ‘het leven is zoet!’Ga naar voetnoot8; als hij naar de bestemming van de bloemen vraagt, ziet hij die in hun kleurenharmonie, Opdat deze aarde een lusthof zij,
Waarin de schoonheid bloeitGa naar voetnoot9.
Overgroot geluk vond hij in de liefde tot zijn vrouw. Schijnbaar strijdig met de uitingen van smart, verraden zij slechts de typische gespletenheid van deze hartstochtelijk op vreugde en smart reagerende persoonlijkheid, die zich echter wezenlijk ‘tot weenen’ gedoemd achtteGa naar voetnoot10, en uit wiens Weltschmerz het romantische verlangen opwies. Ook dit aspect is volledig aanwezig: ‘hier in 't stofgewemel Bloeit ons Eden niet!’Ga naar voetnoot11; ook de roem, hoezeer die moge strelen, is nooit het doel van 's mensen bestemmingGa naar voetnoot12; dat doel ligt hoger, ver buiten deze aarde: Op de rots hier benêen wacht aan d'eindpaal de Dood,
Slechts naar boven is 't doel van mijn smachtenGa naar voetnoot13.
Ook het toch zo extatisch geluk van de liefde wijst naar omhoogGa naar voetnoot14 naar de | |
[pagina 329]
| |
Hemel
't Oog omhoog, het hart naar boven!
Hier beneden is het niet.
Ras doet de vreugd der aarde ons treuren;
Broos is de vriendschap, wuft de min;
De roos derft eens haar schoonste kleuren,
De zoetste honing Thymus geuren -
Het Hemelrijk heeft waarheid in.
De zon gaat op en daalt ter kimmen;
't Goud boeit niet eeuwig ziel en zin.
De vorst, hoe hoog zijn roem mocht klimmen,
Ziet eens zich door de dood begrimmen -
Het Hemelrijk heeft luister in.
Een zee vol stormen is het leven;
Het einde is somber als 't begin.
De mensch, aan zorgen prijs gegeven,
Gelijkt een schip, door wind gedreven -
Het Hemelrijk heeft zielsrust inGa naar voetnoot15.
Dit verlangen naar het niet eindigend, alles doordringend hemels geluk wordt het sterkst beleefd in de schoonheid. En deze schoonheid ‘balsemt’ dan weer ‘hem het leed, wien 't lot tot weenen doemt’Ga naar voetnoot16. De schepper van schoonheid is de drager bij uitstek van het goddelijk licht dat de wereld verlicht, maar dat door de wereld niet begrepen en gehoond wordt. De dichter is de moderne Prometheus, in wie een edeler vlam dan liefde voor het aardse gloeit; zijn hart kent heiliger vreugde dan op deze aarde van nietig stof mogelijk is, de vreugde van een ‘hooger wareld’. Op adelaarsvleugelen verheft de dichter zich boven het bont gewoel der driften; hij stijgt in onbeteugelde geestdrift naar het Rijk van het onvergankelijk schoon, zijn fakkel aan de Vuurzon ontstekend. Maar hij, die zich op deze wijze heeft uitgesproken, wordt vervolgd door haat en nijd, die als woeste gieren aan zijn hart knagen. Hoezeer echter de haat storme en hem foltere, des Zangers ziel blijft vrij,
Het woên ten spijt der valsche goden,
En leeft in 't Rijk der Poëzy,
Naar de inspraak slechts der Godsgeboden,
Die op den wareldoceaan
Met donderstem zich doen verstaanGa naar voetnoot17.
In een lofdicht op A. Bogaers' Togt van Heemskerk heet het: En, als Prometheus, 't vuur aan hooger vuur te ontrooven;
Dat is de grootsche taak, den echten dichter waard!
| |
[pagina 330]
| |
Die echte dichter zijt ge! ... ook u bezielt dat leven
Des levensGa naar voetnoot18.
Ja, hoe verder van deze aarde en al haar wuft gewoel, hoe meer de Dichter tot het hart der mensen spreektGa naar voetnoot19. Eeuw en tijd verachtende, maar voor het hogere ‘blakend’, en naar dat hogere hakend, wijdt de dichter zich de HemelGa naar voetnoot20.
Als zovele romantische naturen heeft Van der Hoop geleefd in de zekerheid vroeg te zullen sterven, dit tranendal spoedig te mogen verlaten voor het hemelrijk. Hij overleed 4 november 1841, negenendertig jaar oud. Zijn vriend, F.H. Greb, die zijn levensbericht schreef dat staat afgedrukt voor de nagelaten gedichtenbundel Lente en Herfst, ziet naast zijn deugden zijn tekortkomingen: dat hij te veel en te spoedig uitgafGa naar voetnoot21, vóóral: dat hij de zeer spontane opwellingen en uitingen van zijn gemoed niet altijd de vormvervolmaking schonk die zij behoefden om geheel en al gaaf te zijn. Honderd jaar later springen deze en nog andere bezwaren tegen een groot deel van zijn werk nog duidelijker in het oog. Maar daar staat tegenover, dat Van der Hoops romantiek niet - als bij de meeste anderen - een aangewaaide mode was, maar de indruk wekt spontaan uit zijn wezen voort te vloeien; niet alleen dat deze lyriek daardoor een duidelijke literair-historische waarde bezit, het romantisch levensgevoel kreeg vooral in een aantal kleinere lyrische gedichten op voortreffelijke wijze gestalte. Van der Hoop bezat een sterk en zuiver versgevoel; hij wist een ritmische golf te vormen en het enjambement hanteerde hij op moderne wijze. In zijn beste momenten heeft hij enkele gedichten geschreven van blijvende waarde als AvondromanceGa naar voetnoot22 (klaarblijkelijk geïnspireerd door Staring), HemelGa naar voetnoot23, ZijnGa naar voetnoot24, De EenzaamheidGa naar voetnoot25. Het merkwaardige hierbij is dat deze romanticus met zijn heftige innerlijke spanningen, deze fervente vereerder van Bilderdijk en Da Costa, bij wie men de bilderdijkiaanse retoriek in verhoogde mate zou verwachten, dit retorisch element sterk heeft afgezwakt. Van der Hoop wist te luisteren naar wat innerlijk in hem bewoog, en hij liet dit kristalliseren tot het zijn eigen beweging vond, en hij vond hiervoor een eigen, vaak zuivere vorm. Om het eenvoudig te zeggen: als dichter in de engere zin van het woord, is Van der Hoop zuiverder en groter, genuanceerder ook, dan Da Costa, dan Bilderdijk zelfs. | |
[pagina 331]
| |
Van der Hoop schreef, behalve lyrisch en verhalend werk, ook voor het toneel; daarover verderop. Van belang is ook geweest zijn kritische arbeid in tijdschriften als Apollo, De Nederlandsche Mercurius, Argus en De Vriend der WaarheidGa naar voetnoot26. De literaire twisten waarin hij verwikkeld was, mogen, in zover zij een beeld geven van het artistieke leven van die dagen, belangwekkend zijn, Van der Hoops blijvende betekenis ligt in zijn lyriek; zijn historische betekenis is: een van onze meest echte romantici te zijn geweest. |
|