Woord vooraf
Ook dit deel is op z'n Vondels gegroeid in tal en last. Een belangrijke verklaring vindt de gebruiker in het inleidend gedeelte, waarin met name de romantiek nogal uitvoerig behandeld werd. De lezer kan daarbij denken, dat die inleiding voor wat betreft de romantiek moet gelden zowel voor deel 3 als deel 4 (en eventueel 5). Een inleiding van deze omvang wordt hem dus bespaard in het volgend deel (volgende delen). Maar ook daarnaast is de tekst met betrekking tot de eigen letterkunde nogal uitgebreid; heel wat ook werd herschreven, nogal wat opnieuw gegroepeerd.
De Zuidnederlandse letterkunde werd vrijwel geheel opnieuw geschreven; zij is ook veel uitvoeriger behandeld dan in vorige drukken het geval was.
Ook dit deel is weer het werk van één auteur. Wel heeft die auteur aanzienlijke assistentie ontvangen van al degenen die hij daarom vroeg. Prof. dr. W.A.P. Smit stelde mij (indertijd) de tekst ter hand van zijn colleges over de romantiek, waarvan ik in vorige drukken al een dankbaar gebruik heb gemaakt; zij worden vermeld als W.A.P. Smit, College. Dr. H.M.J. van Galen las de tekst over de achttiende eeuw door; dr. P.J.A.M. Buijnsters die over Rhijnvis Feith, dr. G.J. Vis die over Johannes Kinker, dr. J.J. Westenbroek die over Guido Gezelle. Het spreekt vanzelf dat ik dankbaar gebruik heb gemaakt van hun open aanmerkingen, aanvullingen soms. Prof. dr. M.H. Schenkeveld liet een wakend oog gaan over de tekst met betrekking tot Willem de Clercq. Dr. W. van den Berg zette in een uitvoerig schrijven zijn opvattingen uiteen over de achttiende eeuw: hij zal het effect ervan in de tekst bespeuren. Dr. S.F. Witstein verplichtte mij (en de lezers) opnieuw met het verstrekken van bio- en bibliografische gegevens. Hun allen dankt het boek een aanzienlijk aantal verbeteringen. De vele tekorten die het bevat, schrijve men op rekening van de auteur die uiteindelijk verantwoordelijk is.
Mej. E. van Dijck heeft, opnieuw, een uiterst belangrijke bijdrage geleverd bij het persklaar maken van de kopij.
De kopij voor dit deel is aan de uitgever overhandigd op 31 oktober 1972; men mag dus niet verwachten dat na die datum verschenen publikaties nog enige weerslag in dit deel vinden, (zoals men trouwens evenmin verwachten mag dat alle daarvóór verschenen publikaties erin verwerkt zijn).
G.K.