Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde. Deel 1
(1978)–G.P.M. Knuvelder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina V]
| |
Woord vooraf‘er is geen einde aan het maken van veel boeken...’ Alle goede voornemens ten spijt was het tot voor kort niet mogelijk (na de tweede druk van dit Handboek die in 1957 begon te verschijnen) voor een herziening zorg te dragen. Het bleek onontkoombaar een derde en een vierde druk ongewijzigd het licht te doen zien (resp. in 1964 en 1967); voor wat de tekst betrof, weken die drukken in geen enkel opzicht af van de tweede druk. Thans kan de vijfde druk van het eerste deel verschijnen, men mag wel zeggen: in een ‘geheel herziene’ uitgaaf. Tweederde van de tekst in dit eerste deel is opnieuw geschreven; ook de bladzijden die men herkent, zijn, voorzover nodig, aan de noodzakelijke revisie onderworpen. Zo is het ook met dit boek gegaan als met een stad uit de oudheid waarvan de ene steen niet op de andere bleef, maar die, met gebruikmaking van wat aan deugdelijk materiaal restte, ongeveer op de oude plaats opnieuw werd opgebouwd. Als ik nu het woord vooraf bij de tweede druk herlees, sta ik verbaasd over de overmoed waarvan het getuigenis aflegt. Ik leefde toen, blijkens dat woord vooraf, in de veronderstelling dat in dit boek moderne wetenschappelijke en esthetische opvattingen met betrekking tot de erin behandelde materie tot uitdrukking kwamen. Het zou moeilijk zijn iets dergelijks vandaag te herhalen. Prof. dr. W.A.P. Smit acht het gewenst dat drie man zich gedurende enkele jaren geheel zouden wijden aan de bestudering van de ontwikkelingsgeschiedenis van het Nederlandse renaissancetoneel van 1575 tot 1625 (Het Nederlandse Renaissance-toneel als probleem en taak voor de literatuur-historie, Amsterdam, 1964, blz. 44). Men mag dan wellicht stellen dat, om een geschiedenis van de Nederlandse letterkunde op basis van de hedendaagse wetenschappelijke en esthetische opvattingen te vervaardigen, een groep van tien terzake kundigen gedurende vijf jaar gecoördineerd zou moeten kunnen samenwerken. Teveel gevraagd? Misschien niet, maar ik ben bang dat hier het spreekwoord van de ene gek en de tien wijzen geldt. Het zal er, in de era waarin de | |
[pagina VI]
| |
Amerikanen op de maan wandelen, wel niet van komen: literatuurgeschiedenis hoort niet tot de beta-wetenschappen. In afwachting van de tien man en vijf jaar heb ik dit deel zo goed mogelijk herzien, níet alles bestuderend wat daarover te bestuderen valt, níet elk werk herlezend en behandelend vanuit hedendaagse opvattingen (dan bleef het boek vijftig jaar uit), maar verwerkend wat mogelijk wasGa naar voetnoot1. Hoe beperkt deze verwerking gebleven is, zal de lezer - vooral in de volgende delen - bemerken als hij ziet hoe een relatief ‘eenvoudige’ aangelegenheid niet gerealiseerd is kunnen worden: ik bedoel de ordening naar genres die ik juister acht dan die naar personen. Een opzet in deze richting blijkt echter in de praktijk onuitvoerbaar door gebrek aan voorstudies. En zo kan men verder gaan. Dit Handboek herziend, bleef ik dus, voor wat mijn activiteit betreft, beperkt door de grenzen van de mij toegemeten tijd. Wel mag ik met erkentelijkheid gewag maken van de belangstelling voor het werk die tot verbetering ervan heeft bijgedragen. Het gaat niet aan de namen te noemen van al degenen die mij in de loop der jaren correcties en aanvullingen deden toekomen; slechts enkele namen uit de talrijke van degenen die bijdroegen, worden hier voor wat betreft het eerste deel vermeld: allereerst die van dr. W.A.F. Janssen† uit Maastricht, die mij vijftien volgeschreven foliovellen kanttekeningen deed toekomen met betrekking tot de eerste 183 bladzijden van deel I2; verder die van Prof. dr. C.A. Zaalberg te Leiden die een reeks kanttekeningen op velletjes in miniformaat neerschreef; aan Prof. dr. W.P. Gerritsen dank ik een aantal waardevolle suggesties. K. de Busschere uit Pittem (W.-Vl., België) bracht de spelling van een aantal aardrijkskundige namen in België in overeenstemming met de geldende officiële spelling van die namen. Mej. dr. S.F. Witstein heeft mij verplicht door - | |
[pagina VII]
| |
bij herhaling - bio- en bibliografisch materiaal te verstrekken. Verder moet vermeld dat talrijke auteurs mijn werk vergemakkelijkten door toezending van overdrukken en boeken; voor wat deze laatste betreft, een speciaal woord van dank aan de uitgeversmaatschappij W.E.J. Tjeenk Willink te Zwolle. Prof. dr. A. van Elslander was zo vriendelijk mij regelmatig de publikaties van het Seminarie voor Nederlandse literatuurstudie van de Rijksuniversiteit te Gent toe te zenden. De meest indrukwekkende medewerking aan deze herdruk verleende wederom Mej. E. van Dijck, aan wie dan ook een woord van bijzondere dank op zijn plaats is.
G.K. | |
Bij de zesde-zevende drukNu de vier delen Handboek in vijfde druk voltooid zijn, kan het geen verwarring meer opleveren als herdrukken als zodanig gesignaleerd worden. Vandaar de mededeling dat dit de zesde-zevende druk is van deel I. Behalve deze toevoeging, zijn in deze druk geen wijzigingen aangebracht; de zesde-zevende druk is dus volledig gelijk aan de vijfde.
Eindhoven, 1976-1978
G.K. |
|