'Het dagverhaal van een onbekende. Een Gouds dagboek uit het jaar 1788 en later'
(2011)–Anoniem Dagverhaal van de gebeurtenissen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||
Het dagverhaal van een onbekende. Een Gouds dagboek uit het jaar 1788 en later
| |||||||||||||||
Gouda na september 1787: de patriotten worden verslagen en verjaagdIn september 1787 kwam aan de macht van de patriotten abrupt een einde, nadat het leger van de koning van Pruisen de Republiek was binnengevallen. Stadhouder Willem V en zijn vrouw prinses Wilhelmina van Pruisen keerden terug naar de residentiestad Den Haag: de restauratie was een feit. In Gouda kwam een einde aan de macht van de patriotten. In de nacht van 17 op 18 september voerden orangisten een grootscheepse plundering uit bij hun patriotsgezinde medeburgers, die massaal de vlucht namen en uitweken. Ook hun leider, mr. Cornelis Johan de Lange, heer van Wijngaarden en Ruigbroek, verliet de stad en vestigde zich als vluchteling in Brussel. De afgelopen zeven jaar (1781-1787) hadden de patriotten geprobeerd hun nieuwe stempel op de samenleving te drukken. Nu waren de orangisten aan zet. Zouden zij, nu de patriotten toch waren verjaagd, er omgekeerd in slagen de stedelijke samenleving naar eigen opvatting vorm te geven? Over deze interessante periode, zeg maar het jaar tussen september 1787 en september 1788, wordt in de regel weinig geschreven. Meestal volgt in geschiedenisboeken, na de invasie van de Pruisen, een opmerking over het herstel van Willem V, waarna direct wordt aangevangen met de beschrijving van de Bataafse Revolutie, van januari 1795. Het tusenliggende tijdvak, van september 1787 tot januari 1795, wordt veelal afgedaan als saai en een tijd van stilstand. Toch is bestudering van met name het jaar na september 1787 zeer van belang, want daaruit valt op te maken wat de politieke opvattingen van de orangisten waren. Tot september 1787 werden ze, bijna letterlijk, overschreeuwd door de patriotten, die het persapparaat in handen hadden en daarmee de publieke opinie konden controleren. | |||||||||||||||
Wat was de doelstelling van de Goudse orangisten na september 1787?De doelstelling van de Oranjesociëteit was een volkomen vernietiging van het patriottisme in de stad. Zuivering, verwijdering en bestraffing waren kernbegrippen. De middelen die hierbij werden ingezet waren het voortdurend op gang houden van onrust en zaaien van angst onder de bevolking. De doelstellingen van de Oranjesociëteit waren revolutionair te noemen, want ze streefde naar een samenleving die er, ook voor 1780, in die vorm nog nooit was geweest. Het ging de Oranjesociëteit om een ‘uitvergroting’ (misschien is dit het accurate woord) van | |||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||
elementen in de samenleving waar zij grote waarde aan hechtte: een bijkans monarchale rol voor het Oranjehuis, nationale eenheid (De waare Vaderland-liefde), de dominante plaats die de Nederduitse gereformeerde kerk behoorde in te nemen (zonder dissidente predikanten) en geen regenten aan het bewind die zich antistadhouderlijk opstelden, of die ruimte boden aan andersdenkenden. Ter onderscheiding van de patriottenrevolutie is de term ‘contrarevolutie’ hier goed bruikbaar. Het stadsbestuur wilde daarentegen herstel van de rust en terugkeer naar ‘normale’ stedelijke verhoudingen. Belangrijk om te benadrukken is verder dat Gouda ongeveer 12.000 inwoners telde. 300 tot 500 mannelijke burgers (de ex-patriotten) uitsluiten van het stedelijke leven zou een ramp voor het corporatieve leven in de stad betekenen. Zo was er voortdurend een gebrek aan geschikte kandidaten om de vroedschap aan te vullen. Het economische leven leed onder het feit dat vele patriotten de stad waren ontvlucht, vaak burgers uit de ‘middengroepen’, zeer van belang voor de stedelijke economie. De schutterij, verantwoordelijk voor de veiligheid in de stad, was politiek diep verdeeld, en moest haar taak bovendien met minder schutters zien te klaren. Gilden verloren door de zuiveringen hoofdmannen en leden. Het stadsbestuur zag het zedelijk niveau van de burgers bedreigd door de afwezigheid van twee patriotse predikanten. Hun predikbeurten vielen uit, dopen moesten worden uitgesteld. De lijst met problemen was eindeloos lang voor de magistraat. Alleen door patriotten weer toe te laten tot het gewone stedelijke leven, kon de stad een kans op geleidelijk herstel maken. Maar hier vond het stadsbestuur dus de Oranjesociëteit op haar weg. Essentieel was dat het stadsbestuur in deze fase wel over een garnizoen kon beschikken. Dit feit zou van doorslaggevend belang blijken bij het beslechten van het grote, fundamentele conflict dat tot september 1790 in Gouda veel op straat werd uitgevochten: een orangistische contrarevolutie of een rustherstellende restauratie. | |||||||||||||||
Een schokkende tijdDe gebeurtenissen in de periode vanaf het najaar van 1787 tot het einde van 1788 waren voor de tijdgenoten uiterst schokkend.Ga naar voetnoot2 Geweld en politieke instabiliteit waren aan de orde van de dag. De in onze tijd veelgehoorde opmerking over de ‘kloof’ tussen ‘politiek en burgers’ valt voor de periode na de omwenteling van 1787 ook te maken. Put men alleen uit de archieven van de stedelijke overheid, dan valt deze kloof niet scherp te zien. De overheid had belang bij het tentoonspreiden van burgerlijke vrede en rust. Gelukkig beschikken we daarnaast over dit dagboek van een inwoner van Gouda, een uniek document. De - helaas onbekende -schrijver noteerde wat er op straat voorviel en hoe het ‘gewone volk’ dacht en sprak. Bovendien omvat de periode van 27 december 1787 (begin van het dagboek) tot het einde van 1788 het grootste deel van zijn Dagverhaal, 52 pagina's (73%). De overige negentien pagina's (27%) gaan over de periode van 1789 tot het najaar van 1794. Over het jaar 1791 wordt niets gemeld. Al met al dus een omvangrijke, maar vooral een belangrijke, aanvullende bron. De auteur is, zoals gezegd, onbekend, maar afgaande op de toon van zijn verhaal was hij een gematigde patriot. In ieder geval moest hij van het gemene oranje volkie weinig hebben. Het handschrift van de auteur wisselt nogal eens: soms is het fraai, dan weer wat slordiger, en af en toe bijna onleesbaar. Het is duidelijk dat de tekst regelmatig werd bijgewerkt, wat ook uit de stijl naar voren komt. Kortom, we hebben hier van doen met een tekst die steeds dicht op de actualiteit werd vervaardigd. De stijl kan ons ook helpen meer over de auteur te weten te komen. Kijken we bijvoorbeeld naar de brieven van De Lange, Blauw, Van Toulon, Plemper van Bree, Van Wijn of Van der Wagt, dan is meteen duidelijk dat in het dagboek geen regent, | |||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||
hoge ambtenaar, advocaat of notaris aan het woord is.Ga naar voetnoot3 Eerder valt te denken aan een gewone winkelier, een geschoold ambachtsman of een pijpenmakersbaas, als Cornelis van Leeuwen.Ga naar voetnoot4 Blijkbaar was hij een van die talrijke Goudse patriotten, afkomstig uit de middengroepen. Hij gebruikte het dagboek naar aan te nemen valt als privé uitlaatklep, nu dat in het openbaar niet meer mogelijk was. Het vrijkorps én de Patriottische Sociëteit waren immers beide direct na september 1787 opgeheven. | |||||||||||||||
Eerdere publicaties (veelal fragmenten)Enige onderdelen van de dagboektekst werden al eerder in druk uitgegeven. In opsomming:
| |||||||||||||||
Over de redactie van deze tekstuitgaveDe oorspronkelijke tekst loopt achter elkaar door. Interpunctie ontbreekt nagenoeg en begin en einde van zinnen wordt veelal niet aangegeven. Hoofdletters worden willekeurig gebruikt. Er ontbreken woorden. Vrij veel tekst staat in de marges genoteerd; die heb ik in teksten zelf ingepast. Ik heb daarom voor de leesbaarheid de volgende correcties in de tekst aangebracht:
Voor de rest is de tekst letterlijk overgenomen, met alle schrijf- en spelling-eigenaardigheden van dien. Meestal valt wel uit het zinsverband op te maken wat de schrijver precies bedoelde. Voorbeelden zijn: ‘vergaren’ (zich verzamelen), ‘manavres’ (manoeuvres), ‘oraniesocitijd’ (Oranjesociëteit), ‘vergaarde’ (vergaderde), en dergelijke. Al mijn overige opmerkingen heb ik in de voetnoten vermeld. | |||||||||||||||
Tot slotRest mij u veel leesgenoegen toe te wensen met het dagboek van onze onbekende Gouwenaar.
Wim Knoops. Rotterdam, februari 2011. |
|