| |
| |
| |
4.3.15 XII. De student
motto |
Là souvent le héros,/Enfant au premier acte, est barbon au dernier: Men ziet vaak dat de hoofdpersoon kind is in het eerste bedrijf en een oude man in het laatste. Citaat uit Boileau, Art poétique (1674), derde zang. (Boileau, Oeuvres complètes, p. 170) |
|
1-5 |
Imberbus juvenis...et amata relinquere pernix: De baardloze jongeman, eindelijk bevrijd van zijn bewaker, vindt plezier in paarden en honden en het gras van het zonnige veld. Hij is buigzaam als was tot het kwade te kneden, nors tegen zijn raadgevers, traag in het nemen van de nodige maatregelen, kwistig met geld, hij verlangt hartstochtelijk naar het hogere maar laat zijn liefje snel in de steek. Citaat uit Horatius, Epistola ad Pisones, beter bekend als de Ars poetica, 161-165. |
|
11-12 |
den toegang verspert tot zijn vak: zie Ophelderingen, 210. |
|
13-14 |
en in welken leeftijd: volgens het Organiek Besluit van 2 augustus 1815 werd iemand tot de universiteit toegelaten met een getuigschrift van de curatoren van een Latijnse school. Ook bestond de mogelijkheid om een toelatingsexamen af te leggen bij de faculteit der letteren, dat vooral voor Leiden als zeer eenvoudig te boek stond. Het gevolg was dat veel leerlingen, soms zelfs een hele klas tegelijk, de Latijnse school verlieten vóór ze de hoogste klas hadden doorlopen en al op zestien- of zeventienjarige leeftijd gingen studeren. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 149-150; Fortgens, Schola Latina, p. 222-223) |
|
22-41 |
Gij gaat nu naar de Akademie...van een zandruiter te worden, viel Willem in: citaat (met enkele kleine verschillen) uit Willem van Bergen, Student aan de Leydsche Hoogeschool (1838-1842; dl. 1, p. 45-46) van A. Gijsberti Hodenpijl. Zie ook Ophelderingen, 212-214 en de daarbij behorende annotatie. |
|
24-25 |
ars equitationis: de ruiterkunst. |
|
28 |
maar: hier: en. |
|
28 |
Bucephalus: het paard van Alexander de Grote. |
|
32 |
sed oleum et operam perdidi: maar ik heb olie en moeite verspild. Citaat uit Plautus, Poenulus, 332. |
|
33 |
Gerardus Voornius: de rector van de Latijnse school van Willem van Bergen, Gerard van Voorne. |
| |
| |
35 |
modice: met mate. |
|
36-37 |
Het wijndrinken heb ik bij u niet geleerd, hernam Willem, of het moest geweest zijn in de lautumiae: ‘in de lautumiae’: in de gevangenis. Willem van Bergen werd ooit door de rector opgesloten in de kelder, wist door te dringen tot diens wijnkelder en deed zich tegoed aan de dure wijn. (Gijsberti Hodenpijl, Willem van Bergen, dl. 1, p. 37) |
|
38 |
Sirene: demonisch wezen dat met haar gezang de zeelieden verleidt en betovert, zodat zij te pletter varen op de kust. |
|
38-39 |
geen beter raad [...] dan dat gij het paard tusschen de ooren kijkt: bij Hodenpijl is de passage duidelijker doordat hierop volgt: ‘en niet de dame’. (Gijsberti Hodenpijl, Willem van Bergen, dl. 1, p. 46) |
|
43 |
degelijkheid: betrouwbaarheid. |
|
51 |
kleine duitsche uitgaafjes van Livius, Horatius en Sophocles: bedoeld zijn de zeer kleine uitgaven van K.C.T. Tauchnitz, boekhandelaar en boekdrukker te Leipzig, gespecialiseerd in uitgaven van het werk van klassieke schrijvers, woordenboeken en bijbels. De door Klikspaan genoemde auteurs stonden in het collegejaar 1840-1841 op het programma voor alle beginnende studenten. Hofman Peerlkamp behandelde tijdens zijn college Latijn de Romeinse geschiedenis van Livius (Ab urbe condita, boek 1 en 2) en de oden van Horatius; de colleges Grieks van Bake gingen dat jaar onder andere over Antigone van Sophocles. (Studenten-Almanak voor 1841, p. 99-100) |
|
52-54 |
een paar werkjes van Jacob de Gelder, die met uitgeslagen platen den jeugdigen kweekeling van Minerva aangrimden: Jacob de Gelder (1765-1848), buitengewoon hoogleraar wiskunde van 1819 tot 1824 en gewoon hoogleraar wis- en natuurkunde van 1824 tot 1840 te Leiden, schreef verschillende schoolboeken voor leerlingen van de Latijnse school, ter voorbereiding op het universitaire onderwijs. Zijn Eerste gronden der meetkunst ten gebruike der Latijnsche scholen en andere kollegien (1827) en zijn Cosmografische lessen. Een leesboek voor de Nederlandsche jongelingschap (1831) bevatten ingeplakte uitklapbare platen met meetkundige figuren en andere tekeningen. Blijkbaar werden genoemde boeken ook nog op de universiteit gebruikt. Wiskunde stond voor alle beginnende studenten op het programma. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 92-93 en 97-99) (zie afbeelding 56) |
|
58 |
kwispedoortje: spuugbakje voor rokers. |
| |
| |
56. Jacob de Gelder, Eerste gronden der meetkunst
| |
| |
71 |
twee prulexamina: Klikspaan doelt waarschijnlijk op het toelatingsexamen voor de universiteit en op het propedeutisch examen, verplicht voor studenten rechten, theologie en medicijnen, waarvoor nog geen enkel college uit de gekozen richting gevolgd hoefde te worden. |
|
72 |
vóór de kermisweken: de Leidse kermis duurde van hemelvaartsdag tot Pinksteren. |
|
97-110 |
Om nu ook...ik heb het land: citaat uit het gedicht ‘De student’ in de Studenten-Almanak voor 1836, p. 178-182, dat het eerste tot en met het vijfde jaar van een student beschrijft. De aangehaalde regels zijn te vinden in het deel over het eerste jaar (p. 178-179). (Ophelderingen, 216) |
|
100-102 |
een pet [...] met kleuren afgezet: een gekleurd biesje gaf aan tot welke faculteit een student behoorde. In Leiden waren de kleuren als volgt: zwart voor godgeleerdheid, rood voor rechtsgeleerdheid, groen voor geneeskunde, blauw voor wis- en natuurkunde en wit voor letteren en wijsbegeerte. (De Vrankrijker, Vier eeuwen Nederlandsch studentenleven, p. 213-215) |
|
107 |
kabaal: lange Goudse pijp. |
|
120 |
j'appelle un chat un chat: ik noem het beestje bij zijn naam; Franse zegswijze. |
|
127 |
lijken: bevallen. |
|
139-140 |
de ouden gaven haren god niet ligtzinnig de scherpe wapens in de hand: de Griekse goden gaven Amor, de god van de liefde, pijlen waarmee hij bij de mensen de liefde kon doen ontvlammen. |
|
149-150 |
uit jeugdige weelderigheid des gemoeds: iets als: uit lichtzinnigheid, onnadenkendheid (weelderigheid: losbandigheid, baldadigheid). |
|
155-158 |
met Masaniello uit volle borst zingen kan: Souvent c'est la tempête,/Qui nous conduit au port: Het is dikwijls de storm, die ons naar de haven leidt, zingt de titelheld uit de opera Masaniello, ou le Pêcheur napolitain (1827) in het eerste bedrijf, vijfde scène. De muziek is van M. Carafa, het libretto van C.F.B. Moreau en A.M. Lafortelle. Masaniello werd in 1834 in Amsterdam opgevoerd. (Moreau en Lafortelle, Masaniello, p. 12) |
|
159-160 |
Fest gemauert in der Erden/Steht die Form aus Lehm gebrannt: Vastgemetseld in de aarde staat de vorm, uit leem gebrand. Klikspaan ontleende zijn motto aan de eerste twee regels uit Schillers, ‘Das Lied von der Glocke’ (1800). (Werke, dl. 2.1, p. 227) |
| |
| |
168-169 |
Nu doet hij menschenkennis op,/Bij dagen en bij nacht: opnieuw een citaat uit ‘De student’ in de Studenten-Almanak voor 1836, nu uit het deel over het derde studiejaar (p. 180). (Ophelderingen, 216) |
|
180 |
Jongmans: Adrianus Jongmans (1811-1886), de favoriete kleermaker van de Leidse studenten. (ga Leiden: br en bs; Ver Huell, Studentenschetsen, [p. 20]) |
|
184-186 |
Nu gaat - Mijnheer de Candidaat...Het uithangbord van Candidaat: mogelijk een citaat; niet gevonden. |
|
191 |
om Leidsche redenen: strekking niet duidelijk. |
|
196-201 |
het versje uit de bekende Stichtsche Schoolprent...Daar ieder 't onbesmet in 't jeugdig harte draagt: in de Utrechtsche Studenten Almanak van 1838 zat een uitklapbare prent met twintig afbeeldingen uit het studentenleven, elk vergezeld van een kort versje. Bij de hier geciteerde regels is een student afgebeeld, die innig gearmd met een meisje over een landweggetje loopt. (Anthologie Utrechtschen Studenten-Almanak) |
|
jus naturae: natuurrecht. |
|
57. De Stichtsche Schoolprent (fragment)
|
| |
| |
208 |
Amicitia: de Leidse herensociëteit, opgericht in 1768, destijds gevestigd in de Breestraat, wijk 4, nr. 217 (nu nr. 86). (Blok, ‘Amicitia’) |
|
212-216 |
Mir war zu Muthe als ob ich hingerichtet werden sollte...Noch einige Küsse und die Execution war vollzogen: Het was mij te moede alsof ik terechtgesteld moest worden. Wenende Cerevisianen stonden om mij heen. - Adieu Ditteney, adieu Türck, adieu Hirschgasse! We gingen naar de ongelukskar. Noch een paar kussen en de executie was voltrokken. Klikspaan ontleende zijn motto aan Theodor von Kobbes Humoristische Erinnerungen aus meinem academischen Leben in Heidelberg und Kiel in den Jahren 1817-1819 (1840; dl. 2, p. 9 en 10). |
|
222 |
schutter: lid van de schutterij, een korps van gewapende burgers, dat van 1815 tot 1901 deel uitmaakte van de militaire organisatie. |
|
223 |
deftige: bezadigde. |
|
230-231 |
laudator temporis acti: verheerlijker van de voorbije tijd. Citaat uit Horatius, Ars poetica, 173-174: ‘laudator temporis acti se puero, castigator censorque minorum’: verheerlijker van de voorbije tijd toen hij nog jong was, bestraffer en criticus van de jeugd. |
|
232-233 |
Want broederlijk met hen omgaan of zelfs de hand aan hen houden, dat nooit! zei van Speyk: Jan Carel Josephus van Speyk (1802-1831), Nederlands marineofficier, verheerlijkt om zijn heldenrol tijdens de Belgische Opstand. Op 27 oktober 1830 nam hij deel aan het bombardement van Antwerpen en bleef in de daaropvolgende periode van wapenstilstand met zijn kanonneerboot in de Scheldehaven liggen. Een volksmenigte bestormde de boot op 5 februari 1831, maar Van Speyk weigerde zich over te geven en liet zichzelf met het schip en allen die aan boord waren de lucht in vliegen. |
|
241 |
zalig: goed. |
|
251 |
quoi: wat. |
|
252 |
Spaansche ruiters: barricades in de vorm van bomen van een paar meter lengte die met houten of ijzeren lanspunten of pinnen bestoken zijn. |
|
254-255 |
een nommer [...] met gouden letters als the Sun, toen Koningin Victoria in den echt trad: op 28 juni 1838 verscheen een speciaal nummer van het Britse dagblad The Sun (1792-1876) met gouden letters en een groot portret van koningin Victoria ter gelegenheid van haar kroning en dus niet van haar huwelijk (zij trouwde namelijk op 10 februari 1840). |
| |
| |
257 |
De sprong door de ton: spreekwoord, ontleend aan de paardrijkunst, dat aangeeft dat een onderneming ook voor experts riskant is. |
|
264 |
Siljee: waarschijnlijk het koffiehuis van Abraham Hendrik Seljee (1805-1863) op het Noordeinde, wijk 1, nr. 18 (nu eveneens nr. 18). (ga Leiden: br, bs en vt) |
|
264 |
Schlette: hotel Plaats Royaal van Hendrik Christiaan Schlette (1783-1869), gelegen op de hoek van het Noordeinde en het Kort Rapenburg. Plaats Royaal was de gebruikelijke plaats om zich met de promotie te laten feliciteren. (ga Leiden: br, bs en Secretarie-archief 1816-1851: Register der Patentschuldigen 1840-1842; Hildebrand, Camera obscura, dl. 2, p. 309; Visser 't Hooft, De student Beets, p. 52) |
|
268 |
leelijk: slecht. |
|
273 |
heeft uit: is voorbij. |
|
286-287 |
en maakt eene gemaakte en gezochte geestigheid plaats voor de hartelijkheid en vertrouwelijkheid van vroeger dagen: Klikspaan lijkt hier het omgekeerde te zeggen van wat hij bedoelt: waarschijnlijk is bedoeld ‘neemt de plaats in van’, en niet ‘maakt plaats voor’. De passage is in latere drukken weliswaar gewijzigd, maar het gesignaleerde probleem is niet opgelost. |
|
310-311 |
die kattenruggen kwamen zetten: die zich zeer onderdanig gedroegen. |
|
|