Schetsen en verhalen uit Zwitserland
(1850)–Johannes Kneppelhout– Auteursrechtvrij
[pagina 131]
| |
[pagina 133]
| |
Vruchteloos doorliepen wij in den vroegen ochtendstond de lage, holle gangen van het kloosterachtige hôtel weber, tegenover Lauffen: van den vermaarden Rijnval vernamen wij niets dan het geruisch, want het mistte tamelijk zwaar. Evenwel diende het besluit van naar den overkant te varen en den val van nabij te beschouwen uitgevoerd, te meer dewijl er dien morgen eene meer dan gewone en minder dan heel aangename drukte in het hôtel heerschte, zoodat wij voor de meeste vreemdelingen het blaauwe water kliefden. Eensklaps, midden op den stroom, barst een hevig kanongebulder en geweervuur los van beide oevers; de nevels trekken op, de zon breekt door, het schouwspel des watervals, niet langer in den morgensluijer gehuld, prijkt in al zijne pracht. - Wat bcteekent dat? - Dr. steiger krijgt van daag een onthaal te Schaffhausen. Nu komt bij van Winterthur en wordt hem | |
[pagina 134]
| |
in het hôtel een ontbijt aangeboden. Ziet, op dit oogenblik gaat hij juist den Rijn oversteken! En werkelijk, terwijl wij bij den val stonden, die woedde en schuimde voorbij ons heen, zagen wij verscheidene kleine vaartuigen naar webers hôtel koers zetten, terwijl zich luidruchtige hoerahs aan een oorverdoovend schieten paarden. Toen wij terug voeren, kwam de held van het feest, omgeven van een talrijken stoet aanhangers, uit de feestzaal den trap af, een man van een zeer eenvoudig, ja, boersch uiterlijk, met een dunnen knuppel, stroohoed met breeden rand, graauwe zomerpaletot; iemand zonder de minste aanmatiging of gemaaktheid, niet eens primus interpares. Eenigen tijd wandelde hij met zijn gezelschap heen en weder voor de stoep, tot de rijtuigen zouden zgn ingespannen, welke den spoedig door belangrijker gebeurtenissen verdrongen volksman naar het te zijner eer met wimpels en kransen opgetooide Schaffhausen zouden brengen. Daarna bestelden wij ontbijt en vroegen een heer, in wien wij den vorigen dag op reis een hoogst beschaafd en wellevend man uit Stuttgardt hadden leeren kennen, of hij ook nog niets gebruikt had. - Pas encore, was zijn antwoord, j'ai voulu attendre que l'air fût purifié. In dien geest verdiende Dr. steiger nogtans niet, | |
[pagina 135]
| |
dat van hem gesproken werd. Wachten wij ons, spottend te vragen, of de man, die, gelijk in de middeleeuwen zekere ridderlijke orden den monnik, in wien zich toenmaals de geneeskundige oploste, en den oorlogsman vereenigden, tegelijk arts en veldoverste wilde zijn, dan met de eene hand heelde wat hij met de andere verscheurd had; laden wij geene verdenking op zijne bedoelingen, door te onderzoeken in hoe ver de stem der eerzucht zich kan hebben gemengd in die des vaderlands; houden wij ons veeleer aan het openbare en algemeene gevoelen, dat hem prees als menschlievend, opregt, eerlijk. De vraag omtrent het hoofdpunt is voor het overige hoogst eenvoudig. De bondsacte verbood aan de cantons van Zwitserland zich te mengen in de afzonderlijke belangen en huishoudelijke maatregelen van elk in het bijzonder, tenzij die maatregelen van een aard waren, welke nadeeligen invloed op de andere kon hebben. Lucern had eenige jesuiten het onderwijs in zeker openbaar gesticht van opvoeding opgedragen. Een huishoudelijke maatregel, waarin, zeide de eene partij, die der aristocraten, geen canton het regt had zich te mengen, alvorens het bewijs geleverd was van den werkelijk nadeeligen invloed des maatregels op de overige gewesten; waartegen, beweerde de andere partij, die der liberalen, ieder | |
[pagina 136]
| |
canton zich behoorde te verzetten, daar het bewijs reeds voor lang was geleverd. Het kwam derhalve hier op neder, dat de laatsten bewezen achtten iets waarvan de anderen het bewijs vorderden; dat de eene partij de tegenwoordigheid van jesuiten niet, gelijk de andere, hield voor eene ramp en eene pest, die gekeerd diende op iedere wijze. Dr. steiger omhelsde het laatste gevoelen, verzamelde vrijwillige krijgsbenden, trok met dezen tegen de stad zijner inwoning op, en met welk droevig gevolg moge Malters en de Emmenbrug getuigen. Maar de jesuiten waren slechts een voorwendsel, het betrof hier een levensbeginsel. De twist zat dieper, zat in vastgewortelde voorregten, in eene aristocratie van geboorte met eeuwenheugende aanmatigingen, gelijk geen volk, hetwelk zich eerbied toedraagt, meer dulden mag. Toen wij Zwitserlands verheven bodem vaarwel zeiden, broeide de uitbarsting des onweders aan den gezigteinder; maar, helaas! in onze liefde tot dien dierbaren en gezegenden grond, vermogten wij niets dan van den hemel voor hetzelve af te bidden welvaart, rust en eendragt, het gevolg van een wijs evenwigt van standen. |
|