Maar de kasteelbewoners trachtten haar dien moeilijken tijd zooveel mogelijk te verlichten. Geen dag ging er voorbij, of ze bezochten haar. Ook het dienstpersoneel, dat in den grond den chauffeur altijd graag had mogen lijden, wilde iets doen. Om beurten ging er een bij Mietje overnachten, zoolang Steven in voorarrest zat.
Wat de gevangenen betreft, Balts werd voor geruimen tijd achter slot en grendel gezet. Vooral door toedoen van den Graaf werd Steven om zijn medeplichtigheid voorwaardelijk veroordeeld. Het wederzien van zijn moeder was smartelijk, maar hij fluisterde haar in het oor: ‘Oudje, ik heb mijn schuld uitgeboet. Zal je mij ook vergeven?’
Als eenig antwoord klemde zij hem in haar armen.
Hij wilde echter geen chauffeur blijven op het kasteel, daarvoor schaamde hij zich te veel. De Graaf stelde hem als boschwachter en houthakker aan, wat ook zijn vader eens geweest was. Van toen af verscheen hij maar zelden meer op het slot, maar leefde stil met zijn moeder in het bosch.
Tusschen de drie jongens en Jozef was een band gelegd, die door niets meer kon verbroken worden. Na de vacantie werd er een levendige briefwisseling tusschen deze vier personen ge voerd, en later vereenigde nog menige vacantie hen op den Hallenburg.
EINDE.