Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 262] [p. 262] CLXXVII. Door één lief woordje zou zich laten winnen Door één gebaar of vriendlijke oog-opslag Of door een luiden, open-heldren lach Na veel gevlei's en zachtjes-aan zoet minnen Ik, die droef-wachtend op des Levens tinnen Melodieus zit klagend, naar den dag Opstijgend glorieus, van wat eens mag Bevredigen mijn ziel en zachte zinnen. Ach nimmer heeft Een Wezen lief-gehad Dit arme Zelf, dat maar gestaeg moest dwalen En blij was, als 't een goed'gen hand-druk had, Maar toch blijft Liefde's Aangezicht mij stralen In 't donkere toekomst'ge. Ai laat het falen Mij, die in Mij-Zelf heb den Grootsten Schat. Vorige