Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 256] [p. 256] CLXXI. Klein, koud kindjen in uw houten doos Ligt ge o dood beklagenswaardig menschje, Heel uw leven was zoo noodeloos, Daar niet één enkel, enkel, puur waar wenschje Kon stijgen op in uw broos hoofd, dat boos Was onbewustlijk altijd, arm lief drensje In u-zelf, om uw groot geslacht, dat, voos In zich, schrijdt voort in vorstlijke impotentie. O Ondanks al, goed onvergeetlijk mannetje, 't Is lang geleden, dat ik bij u zat, En sprak en dronk wat rhummetjes en biertjes, O Jozef, die door 't Zijn staptet zoo fiertjes, Alsof ge 't Leven in echte' erfpacht hadt, Uw Zijn was een verkeerdlijk getuigd spannetje. Vorige Volgende