Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 228] [p. 228] CXLIII. Gij, die quasi-poëtische pretenties Zijt voor een toekomst, die voor U niet zijn zal, - Wat ik door-zie, - ik die uw leelijk klein zal, Neertaaklen zal door mijn waar-puurste essentie; O, gij, die zijt een wandlende Indolentie Van slecht-zijn onbeschuldigbaar, o mal, Neen, idioot geslacht, dat ligt als kwal, Verworpen door der Zee onkenbre Intentie, - Gij allen, die daar gaat, schijnbaar zoo weerbaar, Met baandren en trompetten en wat krijgs-volk, Geworven door een schettren valsch-trompetlijk, - Gaat maar zoo door: gij zult eens op uw lijkbaar Zien, wie gij waart, en dat dit prachtig rijks-volk Weet dat uw leven was een knoeie' ontzetlijk. Vorige Volgende