Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 219] [p. 219] CXXXV. O Gij, die haakt naar 't eeuwiglijk-verdoemd-zijn, Verdoemd-zijn niet en ook niet haakt, maar toch (Door uws diepst-innerlijken-zijns bedrog, Dat echt verdoemd-zijn is een soort beroemd-zijn) Waant niet, maar onbewustelijk gelooft, dat toch Het in dees weerld eerbiediglijk geroemd-zijn Is 't hoogst, waartoe een menschje, arm menschje, och, och Zich heffen kan in glorieuslijk poen-zijn, O Gij, die speelt, in absoluut brutaal-zijn, Met u-zelf en met God en 's Levens fijnheid, En 't aller-teerste van der menschheid rein-zijn; Gij, die tot alles zegt: ‘kom hier, betaal's mijn,’ - Keert tot u in, erkennend uw in-schijn-zijn.... O Slechte Kindren, wilt toch niet zóó klein zijn. Vorige Volgende