Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 215] [p. 215] CXXXI. Laf lamlinkje, dat in uws diepsts, oneerlijk En vuilst begeerlijk, onzienbre Stupratie Van al wat goed is en voor God staat heerlijk, Liegt u-zelf heen, door 't uiterlijke en quasi- Mannelijk doen, is dees weerld, waar met gratie Devootlijk elk moest knielen voor de Facie Gods-Zelfs, die onaantastbaar zit, maar teêrlijk Hoort naar der menschen klaag-geschrei, die deerlijk Roepen om God, vergeefs, wijl zij 't niet voelen Dat God te voelen niet is een bedoelen Van zalig-zijn op aard', genieten eeuwiglijk, Maar laat wat elk man, dat wat hij kan, zijn: man, En zich zelf stelle' op een groot klaar bedoelen, En om zich zelf een atmosfeer rein-sneeuwiglijk. Vorige Volgende