Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 97] [p. 97] XCI. Ik ga mijn leven in orgieën door Van vol muziek en vreugden onuitspreeklijk, Daar 'k ál smart in losbándigheid verloor, Want dít lijf en mijn trots zijn onverbreeklijk. Wijl achter me aan een òp zich drommend koor, Heel 't schoone lijf bewegend wild en weeklijk, Luid-feestende optocht, danst en ík dans voor - O, mijn los-voetigheid is zéér aansteeklijk. Hoor, hoor naar mij, gij allen, die daar gaat Met koud gelaat en stappen zoo bedachtig: Brand op in gloed het leven, dat u slaat, U-zelf óp-slaánd in vlammen hoog en prachtig. Droom weg in weelde: ijdel is alle daad - Over ons allen koom het Niet-zijn machtig. Vorige Volgende