Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 95] [p. 95] LXXXIX. Ik hield den spiegel van uw Zonden op Vóór uw bezoedeld aanschijn, rijp van Zonde, Ik, die de rijpt' van uwer Zonden knop Steeds verafschuwde en toch nooit inzien konde, Dat alles, wat gij deedt en doet, een wonde Te meer was in uw wonden-vollen kop, Doods-kop van schijnbaar leven in een pop! Gij sloegt u zelf zooveel ge u zelf slaan konde. Mijn slagen vallen op uw hoofd als mokers, Mijn handen rusten niet van weeldrig slaan, Dan weder raken ze u heel even aan Met twee scherpe elzen, als twee tande-stokers, Die diep door 't vleesch tot op de zenuw gaan. .................. Door Mijn verachting zult gij traag vergaan. Vorige Volgende