Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] LXXXII. Liefde is een macht van lief-zijn en 't begeeren Om zelf een beetje lief-gedaan te wezen, 't Is vaak elkander aanzien en veel lezen In 's Lijfs schoon leven om de Ziel te leeren. Zoo was het, maar zoo zal het niet meer wezen, Nooit meer voor mij, die lig in droef afweren Van al de slagen, die mij zéér bezeeren, Van mijn vreemd leven, dat ik zóó leer vreezen. Want alle liefheid, ach, en elk gevoel Dat voor die menschen in mijn ziel opsteeg Werd voor mij-zelf en dit arm hart een straf, Die 'k niet verdiend had. Maar ik werd nù koel, Koel, en tot loon, tot heerlijk loon verkreeg 'k Spijt om de schoonheid, die 'k aan andren gaf. Vorige Volgende