Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 66] [p. 66] LX. 't Gewoel op 's levens heir-weg wierpt ge u tegen, O God-geslagene, en in wilde smart Weest gij de wereld op uw bloedend hart, En klaagt, en schreit, ter halve neer-gezegen... Men gaat voorbij; een enkle, die daar mart, Voelt zich het hart door eigen pijn bewegen En eigen vreugd; een ander tuurt en sart En hoont u in 't gezicht. Eén heeft gezwegen: Hij had der Liefde 't blinkend kleed getrokken Van 't koud gelaat, en huivrend haar ontzegd, Door stormen schrijdend als een kalme god, - Maar weer geloovend zegent hij úw lot, Nu hij de handen op uw blonde lokken En begenadigd hoofd, herdenkend legt. Vorige Volgende