Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] XXX. Ik kan niet lachen, ik kan niet weenen, Ik ben zoo vreemd te moe; De zomer-pracht gaat henen, - Ik doe mijn oogen toe. Daar-binnen is het donker, Daarbuiten is het kil.... Wat of dat flauw geflonker Van vèr beduiden wil? Zou dát het doods-uur wezen, Waar alles op zijn best, Verheerlijkt opgerezen Verschemert voor het lest? Vorige Volgende