Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] XVI. Wanneer ik dood ben, lief, en iemand zegt, Dat ik zoo niets was, dan zult Gij oprijzen, Hem op dees allerlaatste bladen wijzen, En zeggen: ‘Hij was groot! En die het zegt, ‘Ben ik, die 't weet: want ik, die altijd vecht Met menschen, om mijns-zelfs wil, die durf eischen Dat àlles voor mij wijkt, - ik kan 't bewijzen: Heb ik niet zelf hem in zijn graf gelegd?’ Ik geef u geen gelijk, want grooter is 't Te stérven voor zijn Ikheid, dan te léven: 't Zoet leven lokt méér dan een donkre kist. Maar Gij komt mij nabij in kracht van pijn En vreugd, en dus wil 'k U mijn doodsblad geven: Mijn grootste glorie zal dees bladzij zijn. Vorige Volgende